Nederlandse regelgeving berekening pro rata op basis van werkelijk gebruik niet in strijd met Btw-richtlijn
Op 23 april 2021 is
een arrest de Hoge Raad gepubliceerd waarin de vraag aan de orde was of de
mate van aftrek van de btw op algemene kosten (gemengd gebruikte goederen en
diensten) deels op basis van werkelijk gebruik mag worden gebaseerd en deels op
basis van omzetverhoudingen.
Feiten
Belanghebbende is een
fiscale eenheid. Van de fiscale eenheid maakt onder andere een bv deel uit.
Deze bv heeft een ICT-platform rondom kinderopvang opgezet en ingericht.
Bij het indienen van haar btw-aangiften heeft de fiscale eenheid bij de berekening van de aftrekbare btw op de algemene kosten onderscheid gemaakt tussen de kosten van het ICT-platform en de resterende algemene kosten. De omvang van het recht op aftrek met betrekking tot het ICT-platform heeft de fiscale eenheid bepaald aan de hand van een pro rata naar werkelijk gebruik. Dit resulteerde in 63% recht op aftrek. De omvang van het recht op aftrek met betrekking tot de resterende algemene kosten heeft de fiscale eenheid bepaald aan de hand van de pro rata naar omzetverhouding. Dit resulteerde in 2% recht op aftrek.
In geschil is of de fiscale eenheid verschillende berekeningsmethoden mag toepassen voor de bepaling van de omvang van het recht op aftrek van de inkoop-btw op de algemene kosten.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt
dat lidstaten op grond van de Btw-richtlijn de vrijheid hebben de pro rata naar
werkelijk gebruik te doen passen voor:
-
alleen het
geheel van alle gemengd gebruikte goederen en diensten, of
-
mede een deel
van de gemengd gebruikte goederen en diensten.
Publicatiedatum: 30 april 2021
Deel dit nieuwsbericht