Niet-belastingplichtige topholding behoort tot fiscale eenheid en heeft recht op btw-teruggaaf

Niet-belastingplichtige topholding behoort tot fiscale eenheid en heeft recht op btw-teruggaaf

Op 4 september 2015 is een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden gepubliceerd waarin het hof heeft geoordeeld dat een niet-belastingplichtige topholding onderdeel uitmaakt van een fiscale eenheid voor de btw en recht heeft op een btw-teruggaaf.

Belang voor de praktijk
Als één ondernemer (een fiscale eenheid) worden aangemerkt in Nederland wonende of gevestigde ondernemers die in financieel, organisatorisch en economisch opzicht zodanig zijn verweven, dat zij een eenheid vormen. In onderhavige uitspraak ging het om de vraag of er voldaan was aan de economische verwevenheid. Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat van economische verwevenheid sprake is, als de activiteiten van de vennootschappen in hoofdzaak strekken tot verwezenlijking van hetzelfde economisch doel, zoals de bediening van een gemeenschappelijke klantenkring of de activiteiten van de ene vennootschap in hoofdzaak ten behoeve van de andere vennootschap worden uitgeoefend. Een holding die enkel aandelen houdt in andere vennootschappen is geen btw-ondernemer en kan dus geen deel uitmaken van een fiscale eenheid. Dit is anders bij een “topholding”. Hiermee wordt een holding bedoeld die een sturende en beleidsbepalende functie vervult ten dienste van de binnen een concern opererende werkmaatschappijen. Zij houdt zich bezig met de besluitvorming binnen het concern en vervult een wezenlijke economische functie. De Belastingdienst staat in de holdingresolutie toe dat een dergelijke topholding deel uitmaakt van een fiscale eenheid, ook al is de holding zelf geen btw-ondernemer. In onderhavige uitspraak is het beroep op de holdingresolutie door het hof toegestaan. Daardoor heeft X BV, die geen btw-ondernemer is, toch recht op teruggaaf van btw.    

Feiten
H is enig aandeelhouder en bestuurder van X BV. X BV is enig aandeelhouder en bestuurder van E BV, F BV en G BV. De activiteiten van E BV bestaan uit btw-belaste verhuur van onroerend goed. Deze activiteiten geven een volledig recht op aftrek van voorbelasting. H verricht, zonder vergoeding, diverse werkzaamheden voor E BV. In 2011 heeft X BV een auto gekocht, die zij aan H ter beschikking stelt. De daarbij in rekening gebrachte btw vraagt X BV terug.

In geschil is of X BV en E BV als één ondernemer (een fiscale eenheid) voor de btw kunnen worden aangemerkt. Het geschil spitst zich toe op de vraag of er sprake is van economische verwevenheid tussen beide vennootschappen.

Oordeel hof
Partijen zijn het erover eens dat X BV geen btw-ondernemer is, omdat zij geen economische activiteiten verricht. X BV meent dat zij een sturende en beleidsbepalende functie vervult ten opzichte van E BV en dat daarom sprake is van nauwe economische verwevenheid. Zij beroept zich daarbij op de holdingresolutie. Uit de holdingresolutie volgt dat onder omstandigheden een niet-belastingplichtige “topholding” tot een fiscale eenheid kan behoren. 
Het hof overweegt dat H geen (rechtstreekse) arbeidsrechtelijke relatie heeft met E BV. Gelet daarop acht het hof aannemelijk dat H de handelingen ten behoeve van E BV namens X BV, uit hoofde van haar bestuursfunctie, verricht. De handelingen van H zijn naar het oordeel van het hof sturende en beleidsbepalende handelingen als bedoeld in de holdingresolutie. Deze handelingen vertonen een nauwe samenhang met de ondernemersactiviteiten, zodat X BV een wezenlijke economische functie vervult ten behoeve van E BV en er sprake is economische verwevenheid. X BV is een “topholding” in de zin van de holdingresolutie. Dat in de holdingresolutie het meervoud “werkmaatschappijen” wordt gebruikt en X BV slechts ten behoeve van één werkmaatschappij een sturende en beleidsbepalende functie vervult, staat aan het aannemen van economische verwevenheid tussen X BV en E BV als bedoeld in de holdingresolutie niet in de weg. Op grond van het vorenstaande worden X BV en E BV als één ondernemer voor de btw aangemerkt. X BV heeft recht op een btw-teruggaaf.   

Publicatiedatum: 09 september 2015


Deel dit nieuwsbericht