Niet iedere doorbelasting van kosten leidt tot aftrek van btw

Niet iedere doorbelasting van kosten leidt tot aftrek van btw

Op 29 september 2017 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over het doorbelasten van kosten en recht op aftrek van btw. Uit het arrest van de Hoge Raad volgt dat niet iedere doorbelasting van kosten leidt tot aftrek van btw.

Feiten
Stichting X (hierna: X) was tot 1 januari 2012 als ondernemingspensioenfonds verbonden aan het I-concern (hierna: het concern) en voerde tot die datum de door het concern met zijn werknemers gesloten pensioenovereenkomsten uit. Naar aanleiding van een in 2009 gerezen geschil tussen X en het concern over de hoogte van door het concern te betalen herstelpremies, heeft het concern in 2010 kenbaar gemaakt de collectieve pensioenregeling niet langer door X te doen uitvoeren, maar onder te brengen bij Stichting J (hierna: J).

In januari 2012 draagt X het pensioenvermogen over aan J. Hierbij wordt overeengekomen dat het concern circa € 10 miljoen bijdraagt in transitiekosten, dat wil zeggen kosten die X heeft gemaakt en nog moet maken om de overdracht te realiseren. In verband met de transitiekosten heeft X aan het concern facturen uitgereikt tot in totaal circa € 9,9 miljoen, vermeerderd met btw. Ten aanzien van de kosten die in het vierde kwartaal van 2012 in rekening zijn gebracht aan X door derden in verband met de overdracht van het pensioenvermogen aan J, stelt X zich op het standpunt dat zij recht heeft op aftrek van de btw.

Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat degene die btw in aftrek wil brengen moet bewijzen dat aan alle voorwaarden is voldaan. Eén van die voorwaarden is dat de kosten rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met een btw-belaste prestatie. Dat een prestatie tegen vergoeding wordt verricht is dus niet voldoende. Het kan immers zijn dat een prestatie is vrijgesteld van btw, zodat de hieraan toerekenbare inkoop-btw niet aftrekbaar is. In een dergelijk geval komt geen betekenis toe aan de bewijsregel uit een ouder arrest van de Hoge Raad, dat aan iedere doorbelasting van kosten een prestatie tegen vergoeding ten grondslag wordt geacht te liggen.

De Hoge Raad gaat ook in op wanneer sprake is van prestaties tegen vergoeding. Een rechtsbetrekking op basis waarvan partijen overeenkomen dat kosten worden doorbelast is daarvoor onvoldoende. Het gaat erom dat tegenover een betaling een handelen (of een nalaten) als ondernemer kan worden bepaald. Degene die btw in aftrek wil brengen moet dit handelen of nalaten bewijzen.

De Hoge Raad verwijst de zaak ter verdere behandeling en beslissing naar Gerechtshof ’s-Hertogenbosch dat de hele zaak opnieuw mag beoordelen.

Belang voor de praktijk
Het is de vraag of dit arrest ertoe zal leiden dat heel veel kostendoorbelastingen die nu met btw plaatsvinden opeens niet meer belast zijn met btw. Naar onze mening kan dat niet de bedoeling zijn, aangezien dat tot enorme cumulatie van btw zou kunnen leiden. Het is in ieder geval verstandig om bij het doorbelasten van kosten schriftelijke overeenkomsten te sluiten waarin is vastgelegd, welke prestaties worden of zijn verricht door de ondernemer die de kosten doorbelast.

Publicatiedatum: 01 november 2017


Deel dit nieuwsbericht