Nieuwe opzet gebruikelijkloonregeling

Nieuwe opzet gebruikelijkloonregeling

Voor werknemers die arbeid verrichten ten behoeve van een lichaam waarin zij of hun partner een aanmerkelijk belang hebben (zogeheten dga’s) geldt de gebruikelijkloonregeling. Deze regeling bepaalt op welk bedrag het loon van de dga minimaal gesteld moet worden. Voor 2014 is dat minstens € 44.000.

Op te komen tot het gebruikelijk loon mag een doelmatigheidsmarge worden toegepast. De doelmatigheidsmarge houdt in dat het loon voor de dga 30% lager gesteld mag worden dan het bedrag dat een zakelijk loon zou vormen. De doelmatigheidsmarge kan echter niet tot gevolg hebben dat het loon op een lager bedrag wordt gesteld dan € 44.000. Plannen voor aanpassing van met name de doelmatigheidsmarge van 30% waren al in het Herfstakkoord van 2013 gemaakt, maar zijn nu in het Belastingplan 2015 uitgewerkt: de doelmatigheidsmarge van 30% wordt vanaf 2015 verlaagd naar 25%.

Omdat de Belastingdienst veel afspraken met inhoudingsplichtigen heeft over de hoogte van het toe te passen loon voor dga’s en de Belastingdienst ongeveer een jaar nodig heeft voor het maken van nieuwe afspraken, is voor het jaar 2015 voorzien in overgangsrecht.

Alle afspraken over de hoogte van het toe te passen loon voor dga’s na 2014 worden opgezegd. Overgangsrecht zorgt ervoor dat in 2015 het loon van de dga moet worden gesteld op 75/70e van het loon dat in 2013 in aanmerking werd genomen, als dit hoger was dan € 43.000. Is aannemelijk dat het loon in 2015 volgens de gebruikelijkloonregeling lager dan wel hoger is, dan mag dit worden gesteld op een hoger of lager bedrag. (Het kabinet heeft gekozen om aan te sluiten bij het loon in 2013 in plaats van 2014 om anticipatie te voorkomen).

Daarnaast denkt het kabinet de gebruikelijkloonregeling duidelijker en beter toepasbaar te hebben gemaakt. Op grond van het voorstel geldt als hoofdregel dat het in aanmerking te nemen loon ten minste wordt gesteld op het hoogste van de volgende bedragen:

a. 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;

b. het hoogste loon van de overige werknemers van de vennootschap;

c. € 44.000.

Vervolgens heeft de inhoudingsplichtige de mogelijkheid om aannemelijk te maken dat het in aanmerking te nemen loon op een lager bedrag moet worden gesteld. Dit kan als aannemelijk is dat het loon uit de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’ lager is. Voor zover het loon met deze tegenbewijsmogelijkheid niet onder de € 44.000 zakt, mag de inhoudingsplichtige rekening houden met de doelmatigheidsmarge. Het begrip ’meest vergelijkbare dienstbetrekking’ waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, vervangt hiermee het begrip ‘soortgelijke dienstbetrekking’. Een soortgelijke dienstbetrekking kan ontbreken, maar een meest vergelijkbare dienstbetrekking bestaat altijd, zo luidt de toelichting op deze wijziging.

Publicatiedatum: 16 september 2014


Deel dit nieuwsbericht