Non-activiteitsregeling kwalificeert als een RVU

Non-activiteitsregeling kwalificeert als een RVU

Op 18 februari 2015 is een uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant gepubliceerd over de vraag of een non-activiteitsregeling kwalificeert als een regeling voor vervroegde uittreding (RVU) in de zin van artikel 32ba van de Wet op de loonbelasting 1964. Alsdan zou de inhoudingsplichtige een pseudo-eindheffing verschuldigd zijn van 52%.

 

De betreffende non-activiteitsregeling is van toepassing op werknemers die voor onbepaalde tijd in dienst zijn en op de peildatum 57 jaar of ouder zijn en hebben aangegeven dat zij gebruik wensen te maken van de regeling. In de regeling is opgenomen dat de werknemer, die aan de vereisten voldoet, vrijwillig van de regeling gebruik kan maken met behoud van dienstverband en in het genot van non-activiteitsverlof tot het moment waarop de AOW-leeftijd wordt bereikt. Volgens de Belastingdienst kwalificeert deze regeling als een RVU.

 

De rechtbank stelt vast dat voor belanghebbende de noodzaak bestond om drastisch te bezuinigen. Belanghebbende heeft aan de hand van de rapporten van organisatiedeskundigen tegenover de rechtbank aannemelijk gemaakt dat er geen reëel ander instrument dan vrijwillige uitstroom voorhanden was dat voldoende zou bijdragen aan de noodzakelijke formatiereductie. Belanghebbende was daardoor naar het oordeel van de rechtbank genoodzaakt om de onderhavige non-activiteitsregeling in te voeren. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de RVU-heffing voor belanghebbende een draconische heffing is.

 

Echter, op grond van het arrest van de Hoge Raad van 15 juni 2012, nr. 11/04002, komt de rechtbank toch tot het oordeel dat sprake is van een RVU. Het betreft immers een regeling die voorziet in uitkeringen tot het moment van het bereiken van de AOW-leeftijd, waarvan enkel werknemers van 57 jaar of ouder gebruik kunnen maken. Naar het oordeel van de rechtbank doen aan het voorgaande het doel en de intentie van belanghebbende bij invoering van de regeling niet af. Van belang is, zoals de inspecteur stelt, de uitwerking van de regeling.

 

De motivering van de rechtbank is voor wat betreft de verwerping van het verweer m.b.t. het doel en de intentie van belanghebbende bij de invoering van de regeling erg summier. Zeker nu de rechtbank het met belanghebbende eens is dat de RVU-heffing in deze zaak draconisch is, was een ruimere motivering van de conclusie op zijn plaats geweest.

Publicatiedatum: 18 februari 2015


Deel dit nieuwsbericht