Onder omstandigheden btw-aftrek voor huur zitplaatsen in voetbalstadion

Onder omstandigheden btw-aftrek voor huur zitplaatsen in voetbalstadion

Op 29 juni 2018 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen waaruit volgt, dat de btw die betrekking heeft op de terbeschikkingstelling van zitplaatsen aan zakenrelaties niet aftrekbaar is, omdat geen gastenlijsten zijn bijgehouden. De zaak is verwezen voor het antwoord op de vraag of het persoonlijke belang van de werknemers bij het bezoeken van de wedstrijden met zakenrelaties overheersend is.

Feiten
Van een fiscale eenheid maken deel uit A bv, X bv en een holding. X bv heeft een interieurbouw- en productiebedrijf voor zakelijke en particuliere interieurs. Bestuurder en enig aandeelhouder van de holding is B. Hij is in loondienst bij de holding.

X bv huurt met het oog op het onderhouden van zakelijke relaties zitplaatsen in een businessroom van een voetbalstadion. Huur van de zitplaatsen geeft recht op het bijwonen van wedstrijden, gratis consumpties en gebruik van de businessclub. De zitplaatsen worden gebruikt door B en door zijn broer, die als projectleider in dienst is van X bv en door hun (potentiële) zakelijke relaties. In de regel maken B en zijn broer geen gebruik van de zitplaatsen als er geen zakenrelaties meegaan. Bij verhindering van B en zijn broer worden de zitplaatsen soms ter beschikking gesteld aan zakenrelaties. De fiscale eenheid heeft geen gastenlijsten bijgehouden waaruit blijkt welke zakenrelaties op welk moment wedstrijden hebben bezocht.

In geschil is of de met betrekking tot de huur van de zitplaatsen in rekening gebrachte btw terecht volledig in aftrek is gebracht.

Hoge Raad
Naar het oordeel van de Hoge Raad heeft X bv geen recht op aftrek van de aan haar in rekening gebrachte btw, die betrekking heeft op de terbeschikkingstelling van de zitplaatsen aan zakenrelaties. X bv heeft niet bijgehouden welke zakenrelaties van de zitplaatsen gebruik hebben gemaakt, zodat niet kan worden vastgesteld in hoeverre de zakenrelaties recht op aftrek van btw zouden hebben gehad, als de btw aan hen in rekening zou zijn gebracht.

Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat in gevallen waarin een ondernemer zijn personeel in de gelegenheid stelt een sportwedstrijd of ander recreatief evenement bij te wonen, het vermoeden rechtvaardigt dat dit hun privédoeleinden dient. Het is aan de ondernemer om dit vermoeden te weerleggen. Hij kan dit bijvoorbeeld doen door aannemelijk te maken dat het bijwonen van dat evenement plaatsvond met (potentiële) zakenrelaties. In zulke gevallen is het vervolgens aan de inspecteur, op wie de bewijslast rust, om aannemelijk te maken dat de diensten toch werden gebruikt ten behoeve van de persoonlijke doeleinden van het personeel.
Het oordeel van Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch dat het persoonlijk belang van B en zijn broer bij het bezoeken van de wedstrijden met zakenrelaties overheersend was, geeft derhalve blijk van een onjuiste rechtsopvatting of is onvoldoende gemotiveerd. Daarom is de zaak verwezen naar Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Belang voor de praktijk
Met betrekking tot de terbeschikkingstelling van zitplaatsen aan zakenrelaties geldt, dat recht op aftrek bestaat als de zakenrelaties de btw in aftrek hadden kunnen brengen als de btw aan hen in rekening was gebracht. Daarvoor is van belang dat een gastenlijst wordt bijgehouden, zodat het aftrekrecht van de zakenrelaties kan worden aangetoond.
Ten aanzien van de terbeschikkingstelling van zitplaatsen aan personeel geldt, dat zonder de aanwezigheid van zakenrelaties in de regel geen recht op aftrek bestaat. Indien zakenrelaties aanwezig zijn, bestaat in beginsel recht op aftrek, tenzij de inspecteur het tegendeel aannemelijk maakt.

Publicatiedatum: 09 juli 2018


Deel dit nieuwsbericht