Onderdeel fiscale eenheid terecht aansprakelijk gesteld voor btw-schuld

Onderdeel fiscale eenheid terecht aansprakelijk gesteld voor btw-schuld

Op 23 april 2015 is een uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant gepubliceerd inzake de aansprakelijkstelling van een onderdeel van een fiscale eenheid voor de btw, voor de btw-schuld van die fiscale eenheid.

Feiten

Belanghebbende is onderdeel van een fiscale eenheid voor de btw. Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de Belastingdienst vastgesteld dat de fiscale eenheid te weinig btw op aangifte heeft voldaan en dat er tevens reden is om vergrijpboetes op te leggen. De btw-schuld is volledig opgekomen bij de holding, die als moedervennootschap deel uitmaakt van de fiscale eenheid. De inspecteur heeft een naheffingsaanslag opgelegd aan de fiscale eenheid. Daarbij is tevens heffingsrente in rekening gebracht en een boete opgelegd.

Namens de fiscale eenheid is hiertegen bezwaar gemaakt. In de bezwaarfase heeft de holding namens de fiscale eenheid met de inspecteur een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin is bepaald dat de vastgestelde boete verminderd wordt tot € 2.897 en dat de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente in stand blijven.

In de uitspraak op bezwaar is het bezwaar van de fiscale eenheid overeenkomstig de vaststellingsovereenkomst gegrond verklaard. De fiscale eenheid heeft vervolgens een deel van het bedrag van de naheffingsaanslag voldaan. De ontvanger heeft zowel de holding als belanghebbende als onderdeel van de fiscale eenheid aansprakelijk gesteld voor het resterende bedrag van de naheffingsaanslag, de boete, de heffingsrente en de invorderingsrente.

Rechtbank

Het beroep van belanghebbende op Europese jurisprudentie faalt naar het oordeel van de rechtbank. Anders dan in de Europese zaak het geval was, wordt de aansprakelijkheid voor betaling van de btw niet gelegd bij een andere persoon dan de schuldenaar, maar bij de schuldenaar zelf. Belanghebbende maakt immers deel uit van de fiscale eenheid, zijnde de schuldenaar. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat belanghebbende terecht aansprakelijk is gesteld voor de van de fiscale eenheid nageheven btw. Dat de naheffingsaanslag eerst is opgelegd nadat belanghebbende is ontvoegd doet hier niet aan af. Belanghebbende maakte namelijk gedurende het in het geding zijnde naheffingstijdvak deel uit van de fiscale eenheid.

Uit een arrest van de Hoge Raad volgt dat de ontvanger moet bewijzen dat belanghebbende terecht aansprakelijk is gesteld voor de boete, de heffingsrente, de invorderingskosten en de invorderingsrente. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de ontvanger dit niet kunnen bewijzen. Dat belanghebbende deel uitmaakte van de fiscale eenheid acht de rechtbank op zichzelf nog geen reden voor aansprakelijkheid voor betaling van de door de fiscale eenheid verschuldigde heffingsrente en boete. De invorderingsrente en -kosten zijn niet aan belanghebbende te wijten, omdat zij op het moment dat de naheffingsaanslag werd opgelegd aan de fiscale eenheid reeds uit de fiscale eenheid was ontvoegd.

Belanghebbende heeft ter zitting de hoogte van de naheffingsaanslag betwist. Naar het oordeel van de rechtbank kan aan belanghebbende niet worden tegengeworpen dat een vaststellingsovereenkomst is gesloten tussen de inspecteur en de holding. Belanghebbende was immers geen partij bij deze overeenkomst, zodat zij daaraan niet is gebonden.

Slot

Uit de uitspraak volgt dat belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank terecht aansprakelijk is gesteld voor de btw-schuld van de fiscale eenheid. Het oordeel van de rechtbank is in lijn met het oordeel van Rechtbank Noord-Holland waarover wij u eerder hebben geïnformeerd. Wij zien overigens mogelijkheden om op basis van Europese jurisprudentie het standpunt in te nemen dat de aansprakelijkstelling van een onderdeel van een fiscale eenheid voor de btw-schuld van die fiscale eenheid in strijd is met het Europese evenredigheidsbeginsel.

Een beschikking fiscale eenheid heeft als nadeel dat een onderdeel van die fiscale eenheid hoofdelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de btw-schuld van de fiscale eenheid. Een beschikking is echter niet noodzakelijk voor het bestaan van een fiscale eenheid. Er is namelijk reeds sprake van een fiscale eenheid zodra aan de daarvoor geldende voorwaarden is voldaan.

Publicatiedatum: 07 mei 2015


Deel dit nieuwsbericht