Onderwijsinstelling en gelieerde bv geen fiscale eenheid btw omdat geen sprake is van economische verwevenheid

Onderwijsinstelling en gelieerde bv geen fiscale eenheid btw omdat geen sprake is van economische verwevenheid

Op 9 maart 2018 is een uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: gerechtshof) gepubliceerd. Het gerechtshof heeft geoordeeld, dat de inspecteur het verzoek van een onderwijsinstelling en een met haar gelieerde bv om te worden aangewezen als fiscale eenheid voor de btw terecht heeft afgewezen. Er is namelijk geen sprake van economische verwevenheid.

Feiten
X biedt primair onderwijs aan. Daarnaast verricht zij activiteiten die samenhangen met het onderwijs, zoals het uitvoeren van zorg door interne begeleiders, het verhuren van ruimten en het detacheren van onderwijzend personeel. X heeft eind 2012 Y B.V. (hierna: Y) opgericht. Y heeft onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel (tijdelijk) in dienst. Zij stelt dit personeel (tijdelijk) tegen vergoeding ter beschikking aan X en aan andere onderwijsinstellingen die zijn aangesloten bij A.
Vanaf de oprichting tot 1 juni 2014 heeft X 70% van de aandelen in Y gehouden. De resterende aandelen waren in handen van de overige bij A aangesloten onderwijsinstellingen. Vanaf 1 juni 2014 houdt X 72% van de aandelen in Y. De intentie is dat X uiteindelijk 100% van de aandelen in Y zal houden.
In 2013 heeft Y 27,2% van haar opbrengsten behaald uit het ter beschikking stellen van personeel aan X. De overige opbrengsten zijn behaald met het ter beschikking stellen van personeel aan de andere bij A aangesloten onderwijsinstellingen. X en Y hebben de inspecteur verzocht te worden aangemerkt als fiscale eenheid voor de btw. De inspecteur heeft dit verzoek afgewezen. In geschil is of X en Y in economisch opzicht zodanig zijn verweven dat zij een eenheid vormen.

Oordeel gerechtshof
Naar het oordeel van het gerechtshof moet de economische verwevenheid worden getoetst aan het hoofdzaak-criterium. Aan dit criterium is voldaan als:

  • de activiteiten van de lichamen in hoofdzaak strekken tot verwezenlijking van hetzelfde economisch doel, zoals de bediening van een gemeenschappelijke klantenkring, of
  • de activiteiten van het ene lichaam in hoofdzaak ten behoeve van het andere lichaam worden uitgeoefend.

Volgens het gerechtshof is niet aan dit criterium voldaan en is geen sprake van economische verwevenheid.
De activiteiten van X en Y strekken namelijk niet tot bediening van een gemeenschappelijke klantenkring. X heeft als klanten de leerlingen die primair onderwijs volgen aan onderwijsinstellingen die zijn aangesloten bij A, terwijl de klanten van Y de onderwijsinstellingen zijn die zijn aangesloten bij A. Daarnaast worden de activiteiten van Y niet in hoofdzaak ten behoeve van X uitgeoefend, nu Y slechts 27,2% van haar diensten aan X verleent. De inspecteur heeft het verzoek van X en Y terecht afgewezen.

Belang voor de praktijk
In de praktijk doet zich vaker de discussie voor of een onderwijstelling een fiscale eenheid voor de btw kan vormen met een gelieerde bv. Het is afhankelijk van de feiten en omstandigheden of de rechter oordeelt dat sprake is van economische verwevenheid. Zo heeft Gerechtshof Den Haag in 2014 geoordeeld, dat tussen een onderwijsinstelling en kapsalons waarbinnen studenten praktijkervaring opdoen economische verwevenheid bestaat. Alle vennootschappen spelen een onmisbare rol en vullen elkaar aan bij de uitvoering van de onderwijsactiviteiten, aldus het gerechtshof. In 2015 heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant geoordeeld dat een onderwijsinstelling en een facilitaire bv een fiscale eenheid vormen voor de btw. In 2017 heeft Rechtbank Gelderland in dezelfde zin geoordeeld met betrekking tot drie scholenstichtingen en een schoonmaak-bv. In die beide zaken werden de activiteiten van de bv, in tegenstelling tot de onderhavige zaak, wel in hoofdzaak uitgeoefend ten behoeve van de onderwijsinstelling.

Publicatiedatum: 16 maart 2018


Deel dit nieuwsbericht