Ontbreken registratie van zakelijke ritten leidt tot verwerpen rittenregistratie

Ontbreken registratie van zakelijke ritten leidt tot verwerpen rittenregistratie

Op 3 juni 2015 is een uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant gepubliceerd over de juistheid van een naheffing loonheffing die was opgelegd wegens het privégebruik van een ter beschikking gestelde auto. Tevens stond de hoogte van de vergrijpboete ter discussie.

 

Belastingplichtige had van de Belastingdienst een “verklaring geen privégebruik auto” gekregen ter zake van de – in de verschillende jaren – aan hem terbeschikkinggestelde auto’s. In 2013 heeft de inspecteur verzocht om informatie over het gebruik van de auto’s in 2011 en 2012. Belastingplichtige heeft vervolgens de rittenregistraties over de jaren 2011 en 2012 overgelegd. De inspecteur heeft geconstateerd dat deze niet volledig waren. De auto’s waren waargenomen op de A2 en in die gevallen stond er op de desbetreffende dag geen rit geregistreerd in de rittenregistratie, waarvan vijf maal in 2011 en één maal in 2012.

 

Op de belastingplichtige rust de bewijslast om te doen blijken dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 km voor privédoeleinden is gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat belastingplichtige in deze zaak hierin niet is geslaagd. De rechtbank overweegt daartoe dat, nu belastingplichtige over het jaar 2011 een rittenregistratie heeft overgelegd waarin vijf ritten ontbraken, de kilometerstanden van de rittenregistratie niet kunnen kloppen. In elk geval op of rond de dagen waarop die ritten zijn gereden. Hierbij is niet van belang dat de vijf ontbrekende ritten alle van zakelijke aard zijn. Dat maakt de rittenregistratie immers niet minder onjuist. Nu de rittenregistratie aantoonbaar onjuist is, heeft belastingplichtige daarmee niet het bewijs geleverd dat de auto’s in 2011 voor niet meer dan 500 kilometer privé zijn gebruikt. Ook anderszins heeft hij dat bewijs niet geleverd. De naheffingsaanslag loonheffing is dan ook terecht opgelegd.

 

Ter zake van het verzuim is aan belastingplichtige ingevolge artikel 67c AWR in verbinding met § 24, lid 5 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst een boete opgelegd van 40% van de nageheven loonheffing. De rechtbank acht deze boete gelet op de aard van het verzuim te hoog. Aannemelijk is dat belastingplichtige zich een aantal malen heeft vergist en dat niet de hele administratie onjuist is. De rechtbank acht een boete van 25% passend en geboden.

Publicatiedatum: 14 juni 2015


Deel dit nieuwsbericht