Ontvangen dwangsom wegens niet-tijdig beslissen op bezwaar door overheidswerkgever is geen loon

Ontvangen dwangsom wegens niet-tijdig beslissen op bezwaar door overheidswerkgever is geen loon

Eerder hebben we bericht over een hoger beroep bij Gerechtshof Den Haag over de vraag of een dwangsom krachtens artikel 4:17 Algemene wet bestuursrecht (‘Awb’), die een werkgever moet betalen wanneer hij niet tijdig op het bezwaar van de werknemer beslist, kwalificeert als ‘loon’? Het hof kwam tot de conclusie dat de dwangsom aan de politie-ambtenaar is toegekend in de omstandigheid dat een bestuursorgaan in gebreke is gebleven bij het tijdig op het door de ambtenaar gemaakte bezwaar te beslissen en niet als werkgever. Volgens het hof vindt de dwangsom niet zozeer haar grond in de dienstbetrekking dat zij als daaruit genoten loon dient te worden aangemerkt. De ontvangen dwangsom kwalificeert daarmee niet als loon.

Een halfjaar daarvoor was Gerechtshof Amsterdam in eenzelfde discussie ook tot het oordeel gekomen dat geen sprake is van loon. Tegen de beslissing van Gerechtshof Amsterdam heeft de Staatssecretaris van Financiën cassatie aangetekend. Op 15 februari 2019 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft het beroep van de staatssecretaris ongegrond verklaard.

De Hoge Raad onderbouwt zijn beslissing met dat de vaststelling door een bestuursorgaan van een aan haar werknemer op grond van artikel 4:17 Awb verschuldigde dwangsom als zodanig geen grondslag vindt in die dienstbetrekking en niet strekt tot nakoming van een uit die dienstbetrekking voortvloeiende verplichting. De dwangsom strekt uitsluitend tot naleving van de algemene uit artikel 4:14 Awb en artikel 4:15 Awb voortvloeiende verplichting van het bestuursorgaan om tijdig op een aanvraag te beslissen. Het oordeel van het hof dat de dwangsom niet zozeer grond vindt in de dienstbetrekking dat zij als daaruit genoten loon moet worden aangemerkt, is dus juist.

Publicatiedatum: 17 februari 2019


Deel dit nieuwsbericht