Opleggen naheffingsaanslag vijf maanden na einde gerechtelijke procedure niet onredelijk lang

Opleggen naheffingsaanslag vijf maanden na einde gerechtelijke procedure niet onredelijk lang

Op 9 februari 2017 is een uitspraak gepubliceerd waarin Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: het gerechtshof) heeft geoordeeld, dat de termijn van vijf maanden waarbinnen een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting is opgelegd nadat in rechte is vast komen te staan dat geen btw is verschuldigd, niet als onredelijk lang kan worden bestempeld. Het opleggen van een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting binnen vijf maanden nadat in rechte is komen vast te staan dat geen btw is verschuldigd, is daarmee toegestaan.

Feiten
Via een executieveiling heeft X in 2008 de eigendom verkregen van drie appartementen. X heeft de appartementen vervolgens doorverkocht aan particulieren. X heeft in verband met de levering van de appartementen geen btw voldaan, omdat X van mening was dat de leveringen waren vrijgesteld van btw. De inspecteur stelde zich op het standpunt dat dat de appartementen als nieuw vervaardigde onroerende zaken kwalificeren, zodat btw was verschuldigd. De inspecteur heeft vervolgens aan X een naheffingsaanslag btw opgelegd. Het gerechtshof heeft de naheffingsaanslag vernietigd. De Hoge Raad heeft het oordeel van het gerechtshof in stand gelaten zodat de vernietiging van de naheffingsaanslag in rechte is komen vast te staan. 
Naar aanleiding van het arrest heeft de inspecteur de naheffingsaanslag btw op 23 augustus 2013 vernietigd. Omdat X bij de verkrijging van de appartementen ten onrechte een beroep op de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij samenloop met btw (hierna: samenloopvrijstelling) heeft gedaan, heeft de inspecteur op 6 augustus 2013 per brief aangekondigd dat hij een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting zal gaan opleggen. De naheffingsaanslag is vervolgens op 21 augustus 2013 opgelegd. X stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd, omdat het tijdvak ontbreekt en omdat de inspecteur onnodig lang heeft gewacht met het opleggen van de naheffingsaanslag en dat dit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Oordeel gerechtshof
Naar het oordeel van het gerechtshof is het voor X, gelet op de brief van de inspecteur van 6 augustus 2013, aanstonds duidelijk geweest met betrekking tot welke belastbare feiten de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting is opgelegd. Het gerechtshof ziet derhalve geen aanleiding voor vernietiging van de naheffingsaanslag.

Verder oordeelt het gerechtshof dat het niet heffen van overdrachtsbelasting, zolang de inspecteur de stelling verdedigt dat ter zake van de levering van de appartementen btw is verschuldigd, in overeenstemming is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Daarmee is bij X niet het in rechte te beschermen vertrouwen gewekt dat zou worden afgezien van een naheffing overdrachtsbelasting, in het geval de inspecteur in de procedure over de btw niet in het gelijk zou worden gesteld.

Dat de inspecteur na het arrest van de Hoge Raad van 15 maart 2013 heeft gewacht tot 6 augustus 2013 met het aankondigen van de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting en tot 23 augustus 2013 met het opleggen van de naheffingsaanslag, brengt niet met zich dat de inspecteur de naheffingsaanslag in strijd met het vertrouwensbeginsel of het zorgvuldigheidsbeginsel heeft opgelegd. De naheffingsaanslag is binnen vijf maanden opgelegd nadat in rechte is komen vast te staan dat geen btw was verschuldigd en dus ten onrechte door X een beroep was gedaan op de samenloopvrijstelling. De termijn van vijf maanden kan naar het oordeel van het gerechtshof niet als onredelijk lang worden bestempeld.


Publicatiedatum: 24 februari 2017


Deel dit nieuwsbericht