Overeenkomst met maaltijdbezorger kwalificeert niet als arbeidsovereenkomst

Overeenkomst met maaltijdbezorger kwalificeert niet als arbeidsovereenkomst

Op 23 juli 2018 heeft Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak die door een maaltijdbezorger was aangespannen tegen Deliveroo. Deze maaltijdbezorger had eerst een (tijdelijke) arbeidsovereenkomst met Deliveroo en na het beëindigen daarvan kon de bezorger de werkzaamheden blijven verrichten, mits hij zzp’er werd. De maaltijd bezorger tekende het zzp-contract (een ‘overeenkomst van opdracht’), maar startte ook een procedure om zijn arbeidsverhouding als een dienstbetrekking aangemerkt te krijgen. Volgens de rechtbank is de overeenkomst die partijen met elkaar hebben gesloten niet als een arbeidsovereenkomst aan te merken.

Volgens de rechtbank is het duidelijk dat de overeenkomst was bedoeld als zzp-contract en niet als een arbeidsovereenkomst. De rechtbank concludeert dat in de overeenkomst expliciet is vastgelegd wat partijen bij het aangaan daarvan voor ogen heeft gestaan, te weten dat zij niet de intentie hadden dat bezorger als werknemer krachtens een arbeidsovereenkomst in dienst zou treden van Deliveroo. De bezorger was zich hiervan bewust door de correspondentie, de inschrijving van zijn eenmanszaak in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en het aanvragen van een btw-nummer. Dat de bezorgers wil niet gericht was op het aangaan van de overeenkomst dan wel dat Deliveroo misbruik van omstandigheden heeft gemaakt, is niet komen vast te staan.

De rechtbank concludeert verder dat er veel is veranderd in de verhouding tussen partijen tussen de periode vóór en na het zzp-contract. Onder het zzp-contract mocht de bezorger zelf beslissen of hij zichzelf aanmeldde voor werk, mocht een bestelling weigeren en had zelfs de vrijheid om, zij het niet zonder consequenties, als hij een tijdvak had gereserveerd toch niet te gaan werken. Aan de andere kant kon hij, als hij geen tijdvak had gereserveerd, zich op elk gewenst moment aanmelden voor werk in een zone en werd hem in dat geval gevraagd bestellingen te bezorgen, tenzij het tijdvak in de zone waarin hij zich aanmeldde op dat moment was volgeboekt. In dat geval was hij echter in de gelegenheid om zich in een andere zone aan te melden, die op dat moment wellicht nog niet was volgeboekt en kon hij op dat moment toch bestellingen ontvangen. Het stond hem daarbij vrij het werk te verrichten in zijn eigen kleding en met een eigen thermobox, zolang deze voldeden aan de veiligheidseisen. Daarbij mocht hij ook opdrachten van een concurrerende onderneming uitvoeren, dan wel zich te laten vervangen door een ander, mits deze aan de veiligheidsvoorwaarden van Deliveroo voldeed. Daarbij gaat het om een bijverdienste die voor de bezorger per uur aanzienlijk hoger was dan de inkomsten die hij genereerde in loondienst. Uit deze feiten komt de rechtbank tot de conclusie dat ook uit de uitvoering van de overeenkomst niet kan worden afgeleid dat sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Bekend met de aandacht voor deze uitspraak, sluit de rechtbank af met op te merken dat in het huidige arbeidsrecht geen rekening is gehouden met de uit de (relatief) nieuwe platformeconomie voortkomende arbeidsverhoudingen. Dat maakt volgens de rechtbank echter nog niet dat de onderhavige beslissing tot dusdanig onaanvaardbare resultaten leidt, dat de redelijkheid en billijkheid tot rechterlijk ingrijpen noopt. Wanneer het ongewenst wordt geacht dat werkplatforms als Deliveroo dergelijke overeenkomsten aanbieden, zal de wetgever daartegen maatregelen moeten treffen.


Publicatiedatum: 24 juli 2018


Deel dit nieuwsbericht