Pand gebouwd als gezinsvervangend tehuis geen woning voor de overdrachtsbelasting

Pand gebouwd als gezinsvervangend tehuis geen woning voor de overdrachtsbelasting

Op 10 mei 2021 is een uitspraak gepubliceerd, waarin Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: rechtbank) heeft geoordeeld, dat een pand dat is ontworpen en gebouwd om dienst te doen als gezinsvervangend tehuis voor 28 jongeren met een verstandelijke beperking op één lijn te stellen is met een verzorgingsinstelling. Het pand is voor de heffing van overdrachtsbelasting dan ook geen woning.

Feiten

X heeft in 2017 de eigendom verkregen van een pand. Het pand is omstreeks 1978 gebouwd als ‘gezinsvervangend tehuis’ voor geestelijk gehandicapten en in 1997 ook als zodanig erkend door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het gezinsvervangend tehuis bood plaats aan 28 jongeren met een verstandelijke beperking. Ten tijde van de levering aan X heeft het pand de publiekrechtelijke bestemming ‘maatschappelijk-zorginstelling’.

In geschil is of het pand ten tijde van de verkrijging dient te worden aangemerkt als woning waarop het 2%-tarief overdrachtsbelasting van toepassing is.

Oordeel rechtbank

Naar het oordeel van de rechtbank is het pand, gelet op de objectieve kenmerken en het feit dat het is ontworpen en gebouwd om dienst te doen als gezinsvervangend tehuis voor 28 jongeren met een verstandelijke beperking, op één lijn te stellen met een verzorgingsinstelling. Het pand kan voor de heffing van overdrachtsbelasting dan ook niet als woning worden aangemerkt. Dat in het pand geen behandelapparatuur is ingebouwd, dat het pand ook geschikt is voor bewoning, dat personen daadwerkelijk hun hoofdverblijf in het pand hebben en dat zij op het adres van het pand staan ingeschreven in de Basisregistratie Personen, doet hier niet aan af. 

Publicatiedatum: 11 mei 2021


Deel dit nieuwsbericht