Perceel grasland is geen aanhorigheid bij woonboerderij: 6% overdrachtsbelasting

Perceel grasland is geen aanhorigheid bij woonboerderij: 6% overdrachtsbelasting

Op 2 mei 2016 is een uitspraak gepubliceerd waarin Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het gerechtshof) de uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland (hierna: de rechtbank) bevestigt en oordeelt, dat een perceel grasland achter een doorverkochte woonboerderij ten tijde van de verkrijging niet kan worden aangemerkt als een aanhorigheid die behoort bij de woonboerderij. Het blijft in de praktijk lastig om vast te stellen wanneer sprake is van een aanhorigheid en wanneer niet en zal afhangen van de omstandigheden van het geval. In geval van twijfel kan het dan ook verstandig zijn om de toepassing van het tarief van overdrachtsbelasting met de Belastingdienst af te stemmen.

Het gerechtshof acht van belang dat volgens de verkeersopvattingen het perceel grasland niet tot de woonboerderij behoort. Dat het perceel grasland (cultuurgrond) ten tijde van de aankoop door X bv uitsluitend kon worden betreden via het erf van de woonboerderij doet hier niet aan af. Anders dan van een erf, tuin of een bij een woning behorende opstal zoals een tuinhuisje of een garage kan met betrekking tot een perceel grasland, dat wordt benut voor het hobbymatig houden en weiden van paarden, in het algemeen niet wordt geoordeeld dat sprake is van een aanhorigheid. Niet kan worden gezegd dat het grasland in gebruik is bij en dienstbaar is aan de functie van de woonboerderij als woning. Tevens is naar het oordeel van het gerechtshof niet voldaan aan de derde eis. Deze houdt in dat de percelen tegelijkertijd aan de koper zijn geleverd door dezelfde verkoper. Daartoe acht het hof onder andere van belang dat in casu sprake is van een afwijkende situatie van de in memorie van toelichting geschetste situatie.

Daarnaast oordeelt het gerechtshof dat de rechtbank bij het beantwoorden van de vraag of X bv vertrouwen kan ontlenen aan de antwoorden van de staatssecretaris van Financiën op vragen van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie over de verlaging van het tarief van de overdrachtsbelasting voor woningen de juiste maatstaf heeft aangelegd en maakt de overweging van de rechtbank tot de zijne. De rechtbank heeft geoordeeld dat in beginsel vertrouwen kan worden ontleend aan de antwoorden van de staatssecretaris van Financiën. De beantwoording van de betreffende vraag kan echter niet worden gelezen als een toezegging van de staatssecretaris op de concrete, in het geding zijnde, situatie. De bedoelde vraag ziet namelijk op een perceel grond en water gelegen bij de woning en die onderdeel uitmaken van de tuin van de woning, terwijl het perceel grasland geen deel uitmaakt van het erf of de tuin bij de woonboerderij. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. 

Op de verkrijging van het perceel grasland is derhalve niet het 2%-tarief van toepassing, maar het tarief van 6% overdrachtsbelasting. 

Publicatiedatum: 13 mei 2016


Deel dit nieuwsbericht