Personeelslening voor eigenwoning uitgesloten als eindheffingsloon werkkostenregeling

Personeelslening voor eigenwoning uitgesloten als eindheffingsloon werkkostenregeling

Voor het rentevoordeel dat een werknemer behaalt met een lening bij zijn werkgever ten opzichte van een lening bij een kredietverlener geldt een nihilwaardering wanneer de werknemer de lening gebruikt voor het kopen, onderhouden of verbeteren van een eigen woning. Voor deze nihilwaardering gelden wel (administratieve) voorwaarden. Eerder hebben we bericht dat deze nihilwaardering per 1 januari 2016 komt te vervallen.

 

Over dit voornemen zijn Kamervragen gesteld die door staatssecretaris Wiebes op 26 augustus 2015 in het kader van de ‘Nota naar aanleiding van het verslag Fiscale Verzamelwet 2015’ zijn beantwoord. Uit deze antwoorden blijkt onder meer het volgende.

 

De afschaffing van de nihilwaardering leidt ertoe dat het bedrag van de rentekorting enerzijds als loon in aanmerking wordt genomen en dat anderzijds tot dit bedrag renteaftrek is toegestaan. De grondslag voor het als aftrekbare rente met betrekking tot een eigen woning (eigenwoningrente) in aanmerking nemen van dit bedrag is dat het rentevoordeel als drukkende uitgave in de zin van artikel 3.110 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) wordt aangemerkt doordat het bedrag tot het inkomen is gerekend. De voorwaarde voor aftrekbaarheid als eigenwoningrente is dat het rentevoordeel ziet op een personeelslening waarvan de rente als aftrekbare kosten in de zin van de artikelen 3.120 tot en met 3.123 van de Wet IB 2001 in aanmerking genomen kan worden.

 

Voor het rentevoordeel geldt (onverkort) het waarderingsvoorschrift van artikel 13 van de Wet op de loonbelasting 1964 waarin wordt uitgegaan van de waarde in het economische verkeer. Voor branche-eigen producten geldt op grond van dit waarderingsvoorschrift de waarde die voor onder overeenkomstige omstandigheden aan een derde in rekening zou worden gebracht. Het rentevoordeel wordt gevormd door het verschil tussen de door de werkgever en de werknemer afgesproken rente en de waarde in het economisch verkeer.

 

Ingeval het rentevoordeel als eindheffingsloon in de zin van de werkkostenregeling zou worden aangemerkt, dan zou gesteld kunnen worden dat geen sprake is van drukkende uitgave. Tegen die achtergrond zou het rentevoordeel niet aftrekbaar zijn. Echter, om discussie hierover te voorkomen is gekozen voor het uitsluiten van de mogelijkheid om het rentevoordeel aan te wijzen als eindheffingsbestanddeel. Deze uitzondering geldt ongeacht of het een rentevoordeel in natura dan wel in geld betreft.

Publicatiedatum: 31 augustus 2015


Deel dit nieuwsbericht