Procedures over opzegging van slapend dienstverband kennen wisselende uitspraken

Procedures over opzegging van slapend dienstverband kennen wisselende uitspraken

Wanneer een werknemer na 104 weken nog steeds arbeidsongeschikt is, dan is de werkgever in principe geen loon meer verschuldigd. De loondoorbetalingsverplichting is opgehouden. Veel werkgever grijpen het vervallen van de loondoorbetalingsverplichting aan om de arbeidsovereenkomst met de werknemer te beëindigen. Dit betekent echter dat de werkgever dan wel de transitievergoeding in de zin van artikel 7:673 BW verschuldigd is. Om te voorkomen dat de wettelijke transitievergoeding verschuldigd is, weigeren sommige werkgevers de arbeidsovereenkomst met een arbeidsongeschikte werknemer na 104 weken op te zeggen. Eerder zijn we in een nieuwsbericht ingegaan op een uitspraak van Rechtbank Den Haag waarin de werknemer vorderde dat de werkgever het slapend dienstverband beëindigt. De rechtbank concludeerde in die casus dat het in stand houden van het dienstverband in strijd is met het goed werkgeverschap en gebood de werkgever om de arbeidsovereenkomst op te zeggen.

Nadien zijn er verschillende uitspraken geweest over werknemers die ook vorderden dat de werkgever hun arbeidsovereenkomst opzegt. Wij wijzen op bijvoorbeeld een tweetal uitspraken van Rechtbank Oost Brabant, publicatiedata 25 juni 2019 en 11 juli 2019, waarin Maison van de Boer respectievelijk Sligro niet verplicht werden om een slapend dienstverband te beëindigen. Tot eenzelfde oordeel kwam Rechtbank Rotterdam in een op 10 juli 2019 gepubliceerde uitspraak waarin de opzegging door Humanitas van een arbeidsovereenkomst werd gevorderd. In deze zaak noemde Humanitas een aantal redenen waarom zij de arbeidsovereenkomst niet wil opzeggen, waaronder haar niet rooskleurige financiële situatie, mede in combinatie met het feit dat sprake is van 67 slapende dienstverbanden, waardoor voorfinanciering van transitievergoedingen een te zware last is.

Onlangs zijn er echter ook twee uitspraken gewezen waarvan de vordering van werknemers tot opzegging van een slapend dienstverband wel werd toegekend. De ene zaak is van Rechtbank Gelderland van 29 juli 2019 waarin de vordering van belanghebbende, dat Menzis met het niet opzeggen van de arbeidsovereenkomst strijd handelt met hetgeen van Menzis als goed werkgever verwacht mag worden, dus toegekend werd. Hetzelfde gold in een uitspraak van Rechtbank Den Haag die op 8 augustus 2019 is gepubliceerd.

Kortom, de uitkomsten van de procedures waarin opzegging van het slapend dienstverband wordt gevorderd, zijn dus wisselend. Hopelijk zorgt de Hoge Raad in het najaar voor duidelijkheid. Dan wordt immers het antwoord op de prejudiciële vragen van Rechtbank Limburg verwacht.

Publicatiedatum: 12 augustus 2019


Deel dit nieuwsbericht