Recente uitspraken over privégebruik auto van de zaak

Recente uitspraken over privégebruik auto van de zaak

Het privégebruik van de auto van de zaak en de fiscale consequenties daarvan blijft voor veel jurisprudentie zorgen. Naast de uitspraak van Rechtbank Noord-Holland over gebruik van de gegevens van de KLPD en het CJIB bij de beoordeling van het privégebruik van de auto van de zaak, zijn er nog enkele interessante uitspraken gewezen.

Autoritten die zowel een zakelijk doel als een privédoel hebben, waarbij niet kan worden gezegd dat een van beide het hoofddoel is, kunnen slechts worden aangemerkt als zakelijk, indien zij door iemand die niet een dienstbetrekking als die van de belastingplichtige vervult, doch wat inkomen, vermogen en gezin betreft in dezelfde omstandigheden verkeert, niet althans niet in dezelfde omvang zouden zijn gemaakt.

Hof Arnhem-Leeuwarden had vorig jaar geoordeeld dat de ‘gemengde’ ritten met de auto van de zaak (een Audi A6 met een fiscale waarde van € 104.504) naar Oostenrijk moeten worden aangemerkt als privéritten, aangezien tegenwoordig veel mensen voor een wintersportvakantie naar Oostenrijk rijden. De Hoge Raad heeft op 6 juni 2014 geoordeeld dat de middelen of klachten tegen deze hofuitspraak niet tot cassatie kunnen leiden en verklaart het beroep dan ook ongegrond.

Een uitspraak waar we ook op willen wijzen is die van Gerechtshof Den Haag die op 7 juli 2014 is gepubliceerd. Daarbij had belanghebbende achteraf een rittenadministraties opgemaakt aan de hand van tijdregistraties en tankbonnen. In deze rittenadministratie zaten onvolkomenheden die belanghebbende niet voldoende heeft kunnen weerleggen. Daarnaast waren een aantal ritten foutief c.q. niet geadministreerd. Van een sluitende rittenadministratie was dan ook geen sprake. Met de rittenadministratie is dan ook niet overtuigend aangetoond dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. De enkele stelling van belanghebbende dat hij in privé ook over meerdere auto’s beschikt, werd daartoe onvoldoende geacht.

Belanghebbende behaalt wel een succes ter zake van de vergrijpboete waarbij de inspecteur zich op het standpunt had gesteld dat belanghebbende (voorwaardelijke) opzet heeft aan het niet betalen van belasting over het privégebruik auto. De boete bedroeg 100% van de boetegrondslag. Niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van (voorwaardelijke) opzet. Hierbij wordt van belang geacht dat het ontbreken van een sluitende kilometeradministratie niet noopt tot de conclusie dat sprake is geweest van willens en wetens handelen. Nu de Inspecteur in deze zaak niet subsidiair de juridische kwalificatie van grove schuld heeft gesteld, dient de vergrijpboete te worden vernietigd.

Publicatiedatum: 10 juli 2014


Deel dit nieuwsbericht