Rechtbank kwalificeert schadevergoeding na ontslag als belast loon
Bij de afwikkeling van de voortijdige beëindiging van de
dienstbetrekking, ontvangt de werknemer vaak een vergoeding. Deze vergoeding
wordt door de werknemer – vaak mede ingegeven door de advocaat die hem of haar
heeft bijgestaan – aangemerkt als immateriële schadevergoeding. De werknemer
hoopt hiermee te bewerkstelligen dat de schadevergoeding onbelast kan blijven.
Zo ook de belanghebbende in de op 8 juni 2022 gepubliceerde uitspraak
van Rechtbank Noord-Holland. In deze zaak is in geschil of de schadevergoeding
na ontslag als belast loon kwalificeert?
Belanghebbende ontving in 2016 van haar werkgever een
vergoeding van € 23.213 onder inhouding van loonheffing in verband met de
beëindiging van de arbeidsrelatie. Voor de Rechtbank Noord-Holland is in dus geschil
of de betaling van € 23.213 een onbelaste immateriële schadevergoeding is of kwalificeert
als belast loon uit dienstbetrekking?
Volgens belanghebbende is er sprake van een immateriële
schadevergoeding omdat zij in haar functie blijvend arbeidsongeschikt is
geworden. Daarbij is de arbeidsongeschiktheid volgens haar voor een groot deel
aan de directrice van de werkgever te wijten. Ook is het volgens belanghebbende
aan de directrice te wijten dat zij na twee jaar werd ontslagen en de
herkeuring werd aangevraagd. Belanghebbende stelt daarbij dat er sprake is van
een onbelaste immateriële schadevergoeding wanneer sprake is van een situatie
dat men uit het arbeidsproces raakt of dat men arbeidsongeschikt wordt in de
baan waarvoor men speciaal is opgeleid.
De rechtbank gaat niet mee in de argumentatie van
belanghebbende. In de uitspraak wijst de rechtbank erop dat hetgeen wordt
genoten ter zake van het beëindigen van een dienstbetrekking tot het belastbaar
loon uit dienstbetrekking behoort. Dit kan zowel een materiële als een immateriële
schadevergoeding betreffen. Een uitzondering
hierop geldt voor het geval waarin een vergoeding onvoldoende verband houdt met
het dienstverband om als daaruit genoten te kunnen worden aangemerkt. De
rechtbank verwijst naar jurisprudentie van de Hoge Raad waarin is aangegeven
dat ook een vergoeding voor psychisch leed, dat inherent is aan de
afwikkeling van de dienstbetrekking, haar vindt oorzaak in de dienstbetrekking en
als loon moet worden aangemerkt.
Omdat belanghebbende onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt
dat (een deel van) het betaalde bedrag een vergoeding vormt voor immateriële
schade die geen of onvoldoende verband houdt met de dienstbetrekking is naar
het oordeel van de rechtbank sprake van belastbaar loon uit dienstbetrekking.
Belanghebbende deed ook een beroep op het Smeerkuilarrest.
In het Smeerkuil-arrest, waar wij eerder over hebben bericht, was sprake van
een onbelaste vergoeding voor immateriële schadevergoeding en verlies aan arbeidskracht,
welke vergoeding werd betaald naar aanleiding van een ongeval waarvoor de
werkgever aansprakelijk werd gehouden. Daar is in deze zaak geen sprake van,
zodat de rechtbank dit beroep dan ook verwerpt.
Publicatiedatum: 25 juni 2022
Deel dit nieuwsbericht