Rechtbank Noord-Holland staat crisisheffing toe maar niet over incidentele loonbetaling van vóór eind april 2012

Op 12 december 2014 is een uitspraak van Rechtbank Noord-Holland gepubliceerd over de rechtmatigheid van de crisisheffing. De rechtbank komt tot het oordeel dat de crisisheffing niet in strijd is met de systematiek van de Wet op de loonbelasting 1964 noch met het internationale recht. De rechtbank oordeelt dat de wetgever een legitiem doel heeft nagestreefd en dat het ontbreken van overgangsrecht niet tot schending van de vereiste “fair balance” leidt.

In een uitspraak van 4 december 2014 heeft dezelfde rechtbank de toepassing van de crisisheffing over een incidentele loonbetaling vóór de inwerkingtreding van deze heffing niet toegestaan. Deze uitspraak is gewezen in het kader van de verschillende proefprocedures. Belanghebbende wordt in deze zaak het gelijk gesteld omdat de crisisheffing over de incidentele bonus in strijd was met het voorzienbaarheidsbeginsel. Dit beginsel stelt dat iedere belastingplichtige met een minimaal niveau van voorzienbaarheid het belastingstelsel moet kunnen bepalen dat op hem zal worden toegepast. In deze situatie was de bonus in februari 2012 uitbetaald, terwijl de crisisheffing pas eind april 2012 door de wetgever is aangekondigd en op 17 juli 2012 in de wet is opgenomen. Ten tijde van incidentele uitbetaling van de bonus in februari 2012 was er geen sprake van voorzienbaarheid van enige crisisheffing waardoor met deze belastingheffing de “fair balance” wordt doorbroken. Als gevolg van het doorbreken van deze “fair balance” is het niet mogelijk om belasting met (materieel) terugwerkende kracht te heffen op grond van Europees recht. Overigens zijn de partijen inmiddels overeengekomen deze proefprocedure voor te leggen aan de Hoge Raad. Deze zal wellicht nog prejudiciële vragen willen stellen aan het Hof van Justitie van de EU.

Kortom, wordt vervolgd.

Publicatiedatum: 23 december 2014