Samenwerking tussen twee ROC’s geen zelfstandige entiteit voor de btw

Samenwerking tussen twee ROC’s geen zelfstandige entiteit voor de btw

Op 30 januari 2015 is een conclusie van A-G Van Hilten gepubliceerd inzake samenwerkende ROC’s.

Feiten
ROC X en ROC Y verzorgen samen het voortgezet algemeen volwassen onderwijs (VAVO) onder de naam A. A is niet als onderwijsinstelling erkend door het ministerie van OC&W. Docenten van X en Y verzorgen het onderwijs op de onderwijslocaties van elk van hen. X en Y verzorgen ook ondersteunende diensten.
X verzorgt de ICT, personele diensten, de financiële administratie en onderwijsdiensten. Y verzorgt juridische diensten, marketing en PR, facilitaire en huisvestingsdiensten.

De inspecteur meent dat A een zelfstandige entiteit is. Ter zake van de door de inspecteur gestelde (belaste) prestaties die X aan A heeft verricht, zijn aan X naheffingsaanslagen opgelegd. De naheffingsaanslagen zien op de voormelde ondersteunende diensten ICT, personele diensten en financiële administratie.

Oordeel rechtbank
Rechtbank Den Haag oordeelde dat A geen zelfstandige entiteit is, omdat A geen onderwijsovereenkomsten sluit met cursisten, X of Y, niet over eigen personeel beschikt, geen eigen budget heeft en geen eigen onderwijsvoorzieningen heeft. A is niet verantwoordelijk voor de kwaliteit van het VAVO en heeft geen eigen bevoegdheid tot het verstrekken van onderwijs en diploma’s. Nu A geen zelfstandige entiteit is, kan ook niet aan A worden gepresteerd. Van door X voor de heffing van btw verrichte prestaties aan A is derhalve geen sprake. De rechtbank heeft de naheffingsaanslagen vernietigd.

Oordeel hof
Hof Den Haag oordeelde dat de door X en Y gezamenlijk verrichte prestaties moeten worden aangemerkt als het verstrekken van btw-vrijgesteld onderwijs. Aangezien deze prestaties van btw zijn vrijgesteld, zijn de naheffingsaanslagen ten onrechte opgelegd. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De staatssecretaris van Financiën heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld.

Oordeel A-G Van Hilten
A-G Van Hilten concludeert dat A geen entiteit is die afzonderlijk in aanmerking moet worden genomen; A is niet zelfstandig.Hoewel A onder een eigen naam naar buiten optreedt, is A geen erkende onderwijsinstelling en kan A daarom geen onderwijsovereenkomsten sluiten. Hierdoor is A ook niet verantwoordelijk en/of aansprakelijk voor de kwaliteit van het verleende onderwijs. Het vorenstaande heeft tot gevolg dat aan A (in btw-technische zin) geen prestaties kunnen worden verricht.
Vervolgens kwalificeert de A-G de overeenkomst tussen X en Y als een partageovereenkomst (het geheel van het VAVO is op basis van de samenwerkingsovereenkomst een gemeenschappelijke inspanning van X en Y, waaraan beide een steen bijdragen). Dit heeft tot gevolg dat X en Y ieder btw moet verantwoorden over zijn eigen aandeel in de onderwijsprestatie (waaraan niet wordt toegekomen omdat deze prestatie is vrijgesteld). Ook is er volgens de A-G geen sprake van onderling, in het kader van de samenwerking verrichte, prestaties. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

Tot slot gaat de A-G nog in op de onderwijsvrijstelling, voor het geval de Hoge Raad haar advies niet volgt en zou oordelen dat A een afzonderlijke entiteit is. De vraag is dan aan de orde of de door X verrichte werkzaamheden onder de onderwijsvrijstelling kunnen worden gebracht (ICT, personele diensten en financiële administratie). Het lijkt haar gezien de omschrijving van die werkzaamheden evident dat deze activiteiten op zich geen onderwijs vormen.
Vrijstelling kan dan alleen aan de orde zijn indien de hier bedoelde activiteiten kunnen worden aangemerkt als nauw met onderwijs samenhangende diensten. Omtrent de invulling van de nauwe samenhang verwijst ze naar het arrest van het HvJ Horizon College en het CITO-arrest van de Hoge Raad. De diensten van X bestaande uit het verlenen van ICT, personele diensten en financiële administratie lijken volgens haar niet aan te merken als nauw met het onderwijs samenhangende prestaties.

Slot
Uit het vorenstaande volgt dat samenwerking in het onderwijs niet altijd hoeft te leiden tot nieuwe entiteiten waaraan btw-prestaties worden verricht. Indien u gaat samenwerken met andere onderwijsinstellingen is het verstandig om de daaraan verbonden btw-gevolgen te inventariseren en af te stemmen met de Belastingdienst. 

Publicatiedatum: 18 februari 2015


Deel dit nieuwsbericht