SER-advies: uitbreiden en vereenvoudigen fiscale regelingen voor hybride werken

SER-advies: uitbreiden en vereenvoudigen fiscale regelingen voor hybride werken

Op verzoek van het kabinet heeft de Sociaal Economische Raad (hierna: SER) het advies ‘Hybride werken‘ uitgebracht. Mede op basis van dit advies zal het kabinet een ‘Agenda voor de toekomst van hybride werken’ opstellen. Zie ook ons eerdere bericht hierover.

In het rapport geeft de SER de stappen en randvoorwaarden aan, die nodig zijn om hybride werken tot een succes te maken. Plaats- en tijdonafhankelijk werken vragen volgens de SER om voldoende zeggenschap van werknemers en voldoende mogelijkheden voor maatwerk voor werkgevers. Een herijking van de juridische kaders van de juridische kaders is volgens de SER nodig, zodat onduidelijkheden in de huidige wet- en regelgeving worden weggenomen.

Ook concludeert de SER, dat de (fiscale) regelingen voor het faciliteren van hybride werken niet altijd toereikend of eenvoudig in gebruik zijn. Tegen die achtergrond beveelt de SER het volgende aan:

Verruiming van de vrije ruimte binnen de werkkostenregeling

Het is volgens de SER aan te bevelen om te onderzoeken of de verruiming van de vrije ruimte tot 3% over een fiscale loonsom tot € 400.000, die in 2020 en 2021 gold, nog een aantal jaar langer aangehouden moet worden. Hierdoor wordt aan werkenden en werkgevers de ruimte geboden om hun bedrijfsregelingen rond hybride werken en de vergoedingen die daarbij noodzakelijk zijn te organiseren.

Evalueer de fiscale vrijstelling voor Arbovoorzieningen

Per 1 januari 2022 geldt de gerichte vrijstelling voor Arbovoorzieningen alleen voor verplichte Arbovoorzieningen. De SER beveelt aan om deze gerichte vrijstelling te verruimen op basis van onderzoek naar de maatregelen die werkenden en werkgevers noodzakelijk vinden voor veilig hybride werken. Daarnaast ziet de SER ook graag dat de werkkostenregeling werkgevers en werknemers stimuleert bij investeringen in vitaliteit en hybride werken.

Evalueer de thuiswerkvergoeding

Door de inflatie en de stijgende prijzen van voedsel en energie zijn de kosten die werknemers thuis maken flink gestegen. De SER beveelt daarom aan, om op korte termijn te onderzoeken of de gerichte vrijstelling voor thuiswerken van € 2,00 per dag nog volstaat. Zo nodig, moet in 2022 een tussentijdse aanpassing mogelijk zijn. Ook voor de langere termijn moet periodiek worden onderzocht of de berekende kosten van thuiswerken en de regeling van de vergoeding voldoende overeenkomen met de praktijk. Wij merken op dat bij de invoering van de thuiswerkvergoeding is aangegeven dat het forfaitair bedrag vanaf 2023 jaarlijks per 1 januari geïndexeerd wordt.

Realiseer een fiscale vrijstelling voor het gebruik van werkhubs

Omdat werkhubs nog niet voor alle werkgevers en werknemers financieel haalbaar zijn, moeten ze meer ingebed worden in relevante regelgeving. Binnen de werkkostenregeling zou een gerichte vrijstelling moeten komen voor de kosten die worden gemaakt bij het gebruik van werkhubs. Wij denken dat een gerichte vrijstelling waarschijnlijk niet nodig is als aan de kosten van de werkhub de kwalificatie intermediaire kosten kan worden gekoppeld. Met een eventuele aanpassing van het begrip ‘werkplek’ in de zin van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel f URLB 2011 is dan fiscaal veel mogelijk.

Creëer meer flexibiliteit in mobiliteitsregelingen

De huidige regelingen voor onder andere leaseauto’s en OV-kaarten hebben volgens de SER soms het kenmerk van een alles-of-niets keuze voor de werknemer. De SER beveelt daarom aan om te komen tot een regeling met meer flexibiliteit (denk aan een mobiliteitsbudget), waarvoor het niet of minder uitmaakt of je de trein/auto/fiets neemt, of thuis of elders werkt.

Eenvoudiger regelingen, periode toetsing en heldere communicatie

In de praktijk blijkt de werkkostenregeling voor veel werkgevers complex te zijn. De SER beveelt daarom aan om de uitvoerbaarheid van de werkkostenregeling te evalueren en te beoordelen hoe de werkkostenregeling eenvoudiger in gebruik kan worden gemaakt. Daarnaast moet volgens de SER worden bezien of de term ‘werkplek’ verruimd kan worden zodat ook de thuiswerkplek een werkplek is in de zin van loonbelasting. Op die manier kunnen verstrekkingen die onbelast op kantoor mogen worden gedaan ook onbelast thuis doen. Dat sluit beter aan bij de huidige werkelijkheid van hybride werken. De verstrekkingen waaraan wij denken zijn consumpties. Om daarvoor het werkplekbegrip aan te passen, lijkt ons te ingrijpend. Een specifieke aanpassing van artikel 3.7, eerste lid, onderdeel c URLB 2011 lijk meer voor de hand te liggen.

Ontwikkel een richtlijn voor eenduidige inspecties

Werkgevers en werkenden merken op dat inspecties rond de werkkostenregeling niet altijd eenduidig worden uitgevoerd, juist doordat de werkkostenregeling complex is. Daarom moet er een richtlijn voor inspecties rond de werkkostenregeling komen. Op basis van deze richtlijn kunnen inspecteurs situaties eenduidiger inspecteren. Wij menen dat binnen de Belastingdienst al veel richtlijnen (beter gezegd, standpunten) zijn afgegeven waaraan lokale inspecteurs zich dienen te confirmeren. De vraag is of meer richtlijnen niet indruisen tegen de autonome bevoegdheid van de inspecteur? Wordt ook hier minder vrijheid gegeven aan de inspecteur? Deze tendens zagen wij in het geactualiseerde Besluit Beroep in Belastingzaken. Ook daar moet de inspecteur meer dan voorheen zaken rondom de procesvoering afstemmen met de vaktechnisch coördinatoren binnen de Belastingdienst. Gaan we fiscaal naar een one-size- fits-all benadering?

Het kabinet streeft ernaar de ‘Agenda voor de toekomst van hybride werken’ voor de zomer 2022 op te stellen. Dan zal ook duidelijk worden in hoeverre het kabinet de bovenstaande fiscale aanbevelingen overneemt. Wij houden u uiteraard op de hoogte hiervan.

Publicatiedatum: 07 april 2022


Deel dit nieuwsbericht