Snellere procedure schadevergoeding bij overschrijden redelijke termijn bestuursrechter

Snellere procedure schadevergoeding bij overschrijden redelijke termijn bestuursrechter

Indien in een beroepsprocedure de redelijke termijn wordt overschreden, heeft de rechtszoekende in beginsel recht op immateriële schadevergoeding, ook als er geen boete is opgelegd (zie bijvoorbeeld r.o. 3.3.2 van het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2011, nr. 09/05112, ECLI:NL:HR:2011:BO5080). Het uitgangspunt is dat een schadevergoeding wordt gehanteerd van € 500 per halfjaar dat de redelijke termijn is overschreden, ook als dit leidt tot een schadevergoeding die hoger is dan het bedrag waarop het geschil betrekking heeft (zie rechtsoverweging 3.3.1 van het arrest van de Hoge Raad van 29 november 2013, nr. 12/04301, ECLI:NL:HR:2013:1361). Indien het echter een zeer gering financieel belang betreft, kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden en wordt geen schadevergoeding toegekend (zie rechtsoverweging 3.3.2 van het eerder genoemde arrest van de Hoge Raad van 29 november 2013, nr. 12/04301, ECLI:NL:HR:2013:1361).

De Staat der Nederlanden (de minister van Veiligheid en Justitie; zie artikel 42 Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren) moet in de gelegenheid worden gesteld als partij aan het geding deel te nemen, als een rechtszoekende zich beroept op overschrijding van de redelijke termijn door de bestuursrechter. Indien sprake is van een dergelijke overschrijding kan de Staat immers worden aangewezen als rechtspersoon die de hieruit voortvloeiende schade dient te vergoeden. Het voeren van verweer gebeurt sinds begin 2009 namens de minister door de Raad voor de rechtspraak. Bij evaluatie van de schadevergoedingsprocedure wegens overschrijding van de redelijke termijn is gebleken dat de rol van de Staat bij het voeren van verweer in veel gevallen geen of beperkte toegevoegde waarde meer heeft. Door een nieuwe beleidsregel die op 1 oktober 2014 in werking is getreden, kunnen belanghebbenden voortaan eenvoudiger en sneller een schadevergoeding krijgen. De versnelling wordt mogelijk gemaakt doordat bij veel overschrijdingen de Raad voor de rechtspraak niet meer om een standpunt zal worden gevraagd. Het gaat om zaken waarin de schadevergoeding naar verwachting niet hoger dan € 5.000 zal zijn en waarbij geen belangrijke rechtsvragen aan de orde zijn.

Deze beleidsregel is van toepassing in bestuursrechtelijke procedures, waaronder die in het belastingrecht, in eerste aanleg (rechtbank) en in hoger beroep (hof). Op het hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is de beleidsregel van toepassing waar het om een overschrijding van de redelijke termijn door de bestuursrechter in eerste aanleg gaat.

Deze beleidsregel heeft geen betrekking op belastingzaken die in cassatie bij de Hoge Raad dienen. De Hoge Raad is geen bestuursrechter. Indien de Hoge Raad bij belastingzaken de zaak niet direct zelf kan afdoen, volgt terugwijzing naar een hof of naar een rechtbank. In die verwijzingsprocedure is de beleidsregel wel van toepassing.

Publicatiedatum: 06 oktober 2014


Deel dit nieuwsbericht