Sociaal plan met een vrijwilligers- en plaatsmakersregeling kwalificeert niet als een RVU

Sociaal plan met een vrijwilligers- en plaatsmakersregeling kwalificeert niet als een RVU

Op 19 maart 2015 is een uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant gepubliceerd waarin het ging om de vraag of het sociaal plan, dat tevens een vrijwilligers- en plaatsmakersregeling bevat, kwalificeert als een regeling voor vervroegde uittreding (RVU) in de zin van artikel 32ba, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

 

In het sociaal plan waren boventallige werknemers aangewezen volgens het afspiegelingsbeginsel bij onderling uitwisselbare functies. Het sociaal plan bevatte, zoals voormeld, een vrijwilligers- en een plaatsmakersregeling. Een medewerker kon alleen gebruik maken van deze regelingen indien de werkgever daarvoor uitdrukkelijk schriftelijk goedkeuring had gegeven. De werkgever kon zelfstandig bepalen of een aanmelding voor een van deze regelingen werd gehonoreerd. De werknemers wier arbeidsplaats was komen te vervallen en de werknemers die gebruik mochten maken van voormelde regelingen ontvingen een beëindigingsvergoeding in de vorm van een eenmalige uitkering die werd berekend op basis van de kantonrechtersformule. De beëindigingsvergoeding bedroeg maximaal de redelijkerwijs te verwachten inkomensderving tot de AOW-gerechtigde leeftijd.

 

Tussen partijen was niet in geschil dat een afvloeiingsregeling op basis van het afspiegelingsbeginsel in beginsel geen RVU was. Echter, nu belanghebbende in aanvulling daarop in het sociaal plan tevens een vrijwilligers- en een plaatsmakersregeling had opgenomen, stelt de inspecteur dat het sociaal plan daardoor wel aangemerkt moest worden als een regeling voor vervroegde uittreding.

 

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur, op wie de bewijslast rust, niet aannemelijk gemaakt dat het sociaal plan kwalificeert als een RVU. De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat belanghebbende met het sociaal plan de intentie had om nagenoeg alleen oudere werknemers te laten afvloeien. Immers, in het sociaal plan werd het ontslag van werknemers niet gekoppeld aan de leeftijd van die werknemers. Bovendien was sprake van een eenmalige uitkering op basis van de kantonrechtersformule, waardoor de hoogte van de uitkering afhankelijk was van het bruto-maandinkomen en het aantal dienstjaren en dus niet (per definitie) van de leeftijd van de werknemer. Ook is van belang dat belanghebbende verzoeken van werknemers om gebruik te maken van de vrijwilligers- of plaatsmakersregeling kon weigeren, wat ook is gebeurd.

 

Kortom, het sociaal plan kwalificeert niet als een RVU.

Publicatiedatum: 19 maart 2015


Deel dit nieuwsbericht