Staatssecretaris kondigt beroep aan tegen uitspraken inzake Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) kondigt in een brief van 15 januari 2014 aan de Tweede Kamer aan dat hij in beroep zal gaan tegen twee recente rechtbankuitspraken inzake de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML).

De eerste zaak betreft een uitspraak van Rechtbank Den Haag van 16 december 2013 waarin door het toepassen van verrekeningen van kosten het uitbetaalde loon aanzienlijk lager was dan het minimumloon minus de marge voor kostenverrekening die de Inspectie SZW hanteert. In de handhaving staat de Inspectie SZW een verrekening toestaat voor huisvesting (tot 20% minimumloon) en ziektekostenverzekering (tot 10% minimumloon). De Inspectie SZW legt geen boete op als een verrekening binnen deze normen blijft. Rechtbank Den Haag volgt deze uitleg van de wet echter niet. Volgens de rechtbank zijn op grond van het BW verrekeningen toegestaan tot aan de beslagvrije voet. In reactie op deze uitspraak stelt de minister dat het onwenselijk is dat (forse) bedragen worden verrekend waardoor minder dan het wettelijke minimumloon wordt betaald, vandaar dat hij in beroep gaat.

De tweede zaak betreft een uitspraak van Rechtbank Gelderland van 12 december 2013. Hierbij ging het om een genootschap waarvan de leden werkzaamheden verrichten in de commerciële sfeer. De leden van het genootschap verlangen voor hun werkzaamheden echter geen vergoeding maar verrichten de werkzaamheden op vrijwillige basis. Rechtbank Gelderland komt tot hetzelfde oordeel als Hof Arnhem-Leeuwarden in een fiscale procedure dat er geen sprake is van bedongen loon en derhalve geen arbeidsovereenkomst. De WML is dan ook niet van toepassing. De minister acht dit onwenselijk vanwege mogelijke verdringing op de arbeidsmarkt en oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden en gaat dus in beroep.

Publicatiedatum: 18 januari 2014