Statutair bestuurder had recht op WW-uitkering

Statutair bestuurder had recht op WW-uitkering

De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak van 22 januari 2014 bevestigd dat een statutair bestuurder die middellijk ook minderheidsaandeelhouder is van de bv, recht heeft op een WW-uitkering, nu hij niet als directeur-grootaandeelhouder kwalificeert en in gezagsverhouding staat tot de algemene vergadering van aandeelhouders (ava).

De betreffende statutair bestuurder had na het faillissement van de bv verzocht om een WW-uitlering. Het UWV had dit geweigerd, omdat er geen reƫle gezagsverhouding zou hebben bestaan. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is bij de beoordeling van de vraag of tussen een natuurlijke persoon en een rechtspersoon een gezagsverhouding bestaat niet van belang welke personen deel uitmaken van het orgaan van de rechtspersoon dat instructies aan die natuurlijke persoon kan geven. Of materieel sprake is van een gezagsverhouding is bij die beoordeling niet relevant. Dit betekent dat de statutair bestuurder/directeur van een B.V., ook indien deze doorslaggevende zeggenschap heeft in de ava van die vennootschap, voor die B.V. werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst indien hij zich verbonden heeft die werkzaamheden tegen loon te verrichten.

Bij wijze van uitzondering wordt op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder d, van de WW voor de toepassing van die wet niet als dienstbetrekking beschouwd de arbeidsverhouding van een persoon die directeur-grootaandeelhouder is. Tussen partijen was in deze zaak niet in geschil dat een uitzondering in de zin van dit artikelonderdeel niet aan de orde is.

Omdat in deze zaak vaststond dat de directeur op grond van de statutaire bepalingen ontslagen kon worden door de ava, en er dus sprake was van een contractuele gezagsverhouding tot de ava, leidde dit tot de conclusie dat de directeur in een gezagsverhouding stond tot de bv. Hij was voor de WW dus aan te merken als werknemer.

Publicatiedatum: 09 februari 2014


Deel dit nieuwsbericht