Te late garantieverklaring is fataal voor eigenrisicodragerschap WGA

Te late garantieverklaring is fataal voor eigenrisicodragerschap WGA

Eerder hebben we bericht over de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant waarin is geoordeeld dat het te laat indienen van een garantieverklaring ertoe leidt dat het eigenrisicodragerschap voor de regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (‘WGA’) per 1 januari 2017 komt te beëindigen en belanghebbende per die datum terugvalt in het publieke verzekeringsstelsel. Belanghebbende is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan. De uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch is op 10 maart 2020 gepubliceerd.

Als verweer heeft belanghebbende naar voren gebracht dat niet belanghebbende zelf maar haar verzekeraar een vergissing heeft gemaakt waardoor de garantieverklaring te laat werd ingediend. Belanghebbende stelt dat het duidelijk is dat zij het eigenrisicodragerschap wenste voort te zetten met de uitbreiding naar WGA flex. Belanghebbende voert aan dat de feiten in deze zaak identiek zijn aan een zaak die eerder tot een beroepsprocedure bij Hof Den Haag heeft geleid. Daarbij wordt benadrukt dat het in beide zaken gaat om dezelfde verzekeraar die dezelfde vergissing heeft gemaakt met betrekking tot dezelfde USB stick.

In de overwegingen verwijst het hof naar de conclusies van de Advocaat-Generaal Wattel van 17 juli 2019 waaruit volgt dat de advocaat-generaal van belang acht of vóór de betreffende ingangsdatum bij de Inspecteur stukken zijn overgelegd waaruit de Inspecteur zou kunnen afleiden dat een werkgever haar bestaande eigenrisicodragerschap wilde voortzetten.

De Inspecteur heeft in casu vóór 1 januari 2017 niets ontvangen waaruit af te leiden is dat belanghebbende haar bestaande eigenrisicodragerschap voor de WGA wilde voortzetten. Dat de verzekeraar alsnog een verklaring na de termijn heeft ingediend, maakt niet dat belanghebbende heeft laten blijken dat haar intentie tot voortzetting van het bestaande eigenrisicodragerschap bekend was bij de Inspecteur vóór 1 januari 2017. Belanghebbende had er op moeten toezien dat de verzekeraar tijdig de garantieverklaring zou overleggen aan de Belastingdienst. De fout van de verzekeraar komt dan ook voor risico van belanghebbende. Het eigenrisicodragerschap wordt beëindigd per 1 januari 2017.

Het Hof merkt hierbij nog op dat, anders dan belanghebbende stelt, de feiten in deze zaak niet gelijk zijn aan die in de zaak van Hof Den Haag, omdat dat een geval betrof van een concern met twaalf vennootschappen waarvan er ten aanzien van elf vennootschappen garantieverklaringen op de tijdig ingediende USB-stick waren opgeslagen.

Belang voor de praktijk
Deze uitspraak ging over de wijziging per 1 januari 2017 van de Wet financiering sociale verzekeringen. Als gevolg van die wijziging dienden werkgevers die reeds eigenrisicodrager voor WGA vast waren, en die vanaf 1 januari 2017 ook eigenrisicodrager wilden worden voor WGA flex, een nieuwe garantieverklaring van hun verzekeraar te overleggen. Deze garantieverklaring was meer een administratief proces. Over wat het gevolg is als de garantieverklaring te laat is verstrekt, is de jurisprudentie niet duidelijk. Hopelijk brengt de Hoge Raad die duidelijkheid.

Op de uitspraken ten aanzien van de nieuwe garantieverklaring die eigenrisicodragers voor 1 januari 2017 moesten overleggen, kan niet zondermeer een beroep worden gedaan voor wat betreft keuzes om eigenrisicodrager te worden op een later moment. De regelgeving daarvoor is strikter.

Wanneer men per 1 juli 2020 eigenrisicodrager wenst te worden voor de WGA en/of ZW dan moet op uiterlijk 31 maart 2020 voor wat betreft de WGA de garantieverklaring van een erkende bank of erkende verzekeraar bij de Belastingdienst binnen zijn en voor de ZW is dat de vastlegging van de afspraken omtrent de verzuimbegeleiding van zieke (ex)werknemers. Een fout van de verzekeraar of arbodienst komt voor risico van belanghebbende.

Publicatiedatum: 23 april 2020


Deel dit nieuwsbericht