Tekengeld voor uitgeleende profvoetballers in Nederland belastbaar

Tekengeld voor uitgeleende profvoetballers in Nederland belastbaar

Krachtens artikel 17 van het Belastingverdrag tussen Nederland en België zijn de inkomsten die een inwoner van België verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden in Nederland in de hoedanigheid van sportbeoefenaar in Nederland belast. Een profvoetballer die in België woont en voor een Nederlandse voetbalclub speelt, is dus over de inkomsten die samenhangen met zijn werkzaamheden in Nederland in Nederland belastingheffing verschuldigd. Dan moet er uiteraard wel volgens de Nederlandse belastingwetgeving een heffingsmogelijkheid bestaan.

Op 27 maart 2019 heeft Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak waarbij in België wonende profvoetballers door hun Belgische werkgever, een betaaldvoetbalorganisatie (‘BVO’), werden uitgeleend aan Nederlandse BVO’s. De profvoetballers kregen van de Belgische BVO naast hun maandelijkse salaris ook tekengeld in tranches. De Nederlandse Belastingdienst stelt zich op het standpunt dat dit tekengeld een beloning is voor in Nederland te verrichte werkzaamheden (meer specifiek, sportprestaties). De rechtbank deelt deze mening en stelt op grond van artikel 17 van het Verdrag dat de heffingsbevoegdheid aan Nederland is toegewezen en op grond van het algemene looncriterium van artikel 10 van de Wet op de loonbelasting 1964 het tekengeld in Nederland als loon uit dienstbetrekking is belast. De rechtbank verwijst hierbij naar een arrest van de Hoge Raad uit 2007. Relevant is naar onze mening ook het arrest van de Hoge Raad uit 1996 waarin een buitenlandse profvoetballer tekengeld ontving van zijn nieuwe werkgever, een Nederlandse BVO, zonder dat er nog werkzaamheden waren verricht.

In deze uitspraak was de naheffing loonheffing ter zake de tekengelden opgelegd op basis van een eindheffing tegen een gebruteerd tarief van 108,3%. Dit had tot gevolg dat de 30%-regeling niet kon worden toegepast. Daarnaast zou de grondslag voor een vergrijpboete hiermee aanzienlijk hoger zijn. De verwachting zou zijn – nu niet lijkt te zijn toegezegd dat het tekengeld ‘netto’ is – dat eiseres meteen zou hebben verzocht om een verhaalbare naheffingsaanslag. Uit de uitspraak blijkt echter dat eiseres dit eerst en pas na vragen van de rechtbank heeft gedaan, maar daarbij heeft verklaard de verschuldigde loonheffing niet te zullen verhalen op de spelers. Tegen deze achtergrond wijst de rechtbank het verzoek om een verhaalbare naheffingsaanslag wegens het ontbreken van een redelijk belang af. Een gemiste kans.

Mocht u vragen hebben over het verstrekken van tekengelden of andere beloningen aan werknemers voordat zij hun werkzaamheden gaan verrichten, of als u geconfronteerd bent met een naheffingsaanslag loonheffingen, laat het ons weten. We zijn u graag van dienst.

Publicatiedatum: 03 april 2019


Deel dit nieuwsbericht