Terbeschikkingstelling van ruimten geen verhuur-plus, maar btw-vrijgestelde verhuur

Terbeschikkingstelling van ruimten geen verhuur-plus, maar btw-vrijgestelde verhuur

Op 31 juli 2015 is een uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het hof) gepubliceerd. Na verwijzing door de Hoge Raad oordeelt het hof dat de exploitatie van het multifunctioneel centrum is aan te merken als btw-vrijgestelde verhuur van onroerend goed. De in de prijs begrepen bijkomstige handelingen (waaronder de terbeschikkingstelling van parkeergelegenheid, vloerbedekking, gordijnen, stoelen, tafels, verlichting en schoonmaak) zijn volgens het hof zaakgerelateerde handelingen die een verhuurder normaal gesproken verricht.   

Belang voor de praktijk
In deze zaak gaat het om de vraag of sprake is van btw-vrijgestelde verhuur of dat het passieve karakter van verhuur verloren gaat en er sprake is van btw-belaste verhuur-plus. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen handelingen die een verhuurder normaal gesproken verricht (zoals het onderhoud van het verhuurde, het onderhoud en de schoonmaak van de centrale voorzieningen, de aansluiting van elektriciteit, water en gas) en handelingen die worden verricht om een specifiek gebruik van de ruimte door de huurder te faciliteren. In het laatste geval gaat het om aanvullend dienstbetoon. Bij voldoende aanvullend dienstbetoon is sprake van verhuur-plus.  

Feiten
Stichting X heeft in 1997 grond verworven en daarop een pand laten bouwen. Zij is dit pand onder de naam “Multifunctioneel Centrum J” (hierna: J) met ingang van 29 september 2001 gaan gebruiken. Het gebruik van J door Stichting X hield in dat zij ruimten daarin verhuurde. In 2001 heeft Stichting X wekelijks op zondag de grand foyer aan K gedurende een dag(deel) ter beschikking gesteld tegen een vergoeding van ƒ 500 per keer, vermeerderd met btw. De terbeschikkingstelling hield mede in het gebruik van in de grand foyer opgestelde stoelen (ongeveer 300), de hal, toiletten, een restaurant/koffiebar en vier vergaderzalen op de eerste verdieping (hierna: de ruimten). De afspraken die Stichting X en K hebben gemaakt met betrekking tot de terbeschikkingstelling van de ruimten zijn niet in een schriftelijke (huur)overeenkomst vastgelegd.

Geschil
In geschil is of de door Stichting X jegens K verrichte prestaties moeten worden aangemerkt als vrijgestelde verhuur of als een dienst van eigen aard.

De Hoge Raad heeft de zaak naar het hof verwezen voor een nader onderzoek naar de aard van de door Stichting X verrichte diensten.

Oordeel hof
Het hof oordeelt dat Stichting X nadere gegevens dient te verstrekken waaruit volgt dat voor de prijs van ƒ 500 ook de aanvullende faciliteiten zijn verstrekt. Stichting X heeft dat echter nagelaten. Bij het oordeel dat de bewijslast op Stichting X rust heeft het hof mede in aanmerking genomen dat een schriftelijke vastlegging van de overeenkomst tussen Stichting X en K ontbreekt en dat op de factuur alleen “huur” is vermeld. De onduidelijkheid met betrekking tot de afspraken die Stichting X met K heeft gemaakt, dient naar het oordeel van het hof voor rekening van Stichting X te komen. De enkele verklaring dat er aanvullende diensten werden verricht, acht het hof onvoldoende voor een ander oordeel.
Naar het oordeel van het hof zijn de handelingen van Stichting X tegen betaling van ƒ 500 per keer beperkt gebleven tot de passieve terbeschikkingstelling van de ruimten. Deze dienst moet worden aangemerkt als verhuur en vormt de hoofddienst. De in de prijs begrepen bijkomstige handelingen (waaronder de terbeschikkingstelling van de parkeergelegenheid, vloerbedekking, gordijnen, stoelen, tafels, verlichting en schoonmaak) zijn zaakgerelateerde handelingen die een verhuurder normaal gesproken verricht.
Indien de genoemde bijkomstige handelingen wel zouden moeten worden aangemerkt als handelingen waarvan is te onderkennen dat zij worden verricht om een specifiek gebruik van de onroerende zaak te faciliteren (te denken valt aan de terbeschikkingstelling van tafels en stoelen en schoonmaak), heeft Stichting X niet aannemelijk gemaakt dat deze een meer dan bijkomstig karakter hebben ten opzichte van dat deel van de wederprestatie dat met het tijdsverloop verband houdt dan wel dat de economische waarde daarvan meer dan bijkomstig is. Het hof concludeert dat de prestatie van Stichting X moet worden aangemerkt als verhuur van onroerend goed. Deze prestatie is vrijgesteld van btw. 

Publicatiedatum: 10 augustus 2015


Deel dit nieuwsbericht