Tewerkstellingsvergunning was niet vereist voor Roemeense arbeidskrachten

Tewerkstellingsvergunning was niet vereist voor Roemeense arbeidskrachten

Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) is het een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning (twv). Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wav is het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling ten aanzien van wie ingevolge bepalingen vastgesteld bij overeenkomst met andere mogendheden dan wel bij een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, een twv of een gecombineerde vergunning niet mag worden verlangd.

 

In een op 28 juli 2015 gepubliceerde uitspraak kwam Rechtbank Zeeland-West-Brabant tot het oordeel dat een twv voor twee Roemeense arbeidskrachten niet nodig was. De op basis van de Wav opgelegde boete dient dan ook te worden vernietigd.

 

Deze zaak betrof een particulier die in 2013 schilderwerkzaamheden aan zijn woning had laten uitvoeren door twee Roemeense arbeidskrachten die hij via een aannemer had ingeschakeld. Op dat moment was op basis van de overgangsregeling voor Roemeense werknemers op de Nederlandse arbeidsmarkt een twv verplicht. Er was geen twv voor de Roemeense schilders afgegeven. De Inspectie SZW legde aan de particulier een boete op van € 9.000.

 

Het verweer van de particulier was met name ingegeven door te stellen dat een twv voor Roemenen niet mocht worden geëist. Men beroept zich hierbij op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 24 december 2014 in relatie met punt 14 van onderdeel 1 van Bijlage VII van het toetredingsverdrag van Roemenië tot de Europese Unie. In de genoemde uitspraak heeft de AbRS bepaald dat Japanners, op grond van het Verdrag van handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Japan (Stb. 1913, 389), net als Zwitsers, op grond van het Tractaat van vriendschap, vestiging en handel tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Zwitserland, vrije toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt hebben. In het toetredingsverdrag met Roemenië is bepaald dat in het kader van een overgangsregeling de vrije toegang tot de arbeidsmarkt voor Roemeense werknemers gedurende een bepaalde periode mag worden beperkt, zij het dat aan Roemenen voorrang wordt gegeven boven werknemers die onderdaan van een derde land zijn. Uit de uitspraak van de AbRS blijkt dat Japanners vrije toegang hebben tot de Nederlandse arbeidsmarkt op grond van het genoemde Verdrag. Omdat het toetredingsverdrag met Roemenië een begunstigingsclausule kent, die blijkens een arrest van het Europees Hof zo moet worden uitgelegd dat voor werknemers uit een nieuwe lidstaat waarvoor een tijdelijke beperking van het vrij verkeer van werknemers geldt minstens dezelfde voorwaarden moeten gelden als voor derdelanders en zij bovendien voorrang moeten krijgen, komt Rechtbank Zeeland-West-Brabant tot de conclusie dat voor de Roemeense werknemers geen twv mocht worden geëist en dat de boete ongegrond is en dientengevolge vernietigd moet worden.

Publicatiedatum: 10 augustus 2015


Deel dit nieuwsbericht