Toch hardheidsclausule bij toepassing autokostenforfait?
Een bijtelling voor ‘privégebruik auto’ moet in
aanmerking worden genomen indien een auto ook voor privédoeleinden ter
beschikking is gesteld. Hiervan is bij een ‘auto van de zaak’ sprake, tenzij blijkt
dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor
privédoeleinden wordt gebruikt (artikel 13bis Wet LB).
Wanneer in een kalenderjaar meerdere auto’s ter beschikking
zijn gesteld, dan moet de werknemer van iedere auto een kilometeradministratie bijhouden
om te kunnen aantonen dat hij de ter beschikking gestelde auto’s in het gehele
kalenderjaar in totaal voor minder dan 500 kilometer voor privédoeleinden heeft
gebruikt. Slaagt de werknemer er niet in dan moet hij voor alle auto’s tijdsevenredig
een bijtelling in aanmerking nemen. Uit een eerder nieuwsbericht volgt dat
dit ook geldt voor een auto waarvoor een 0% bijtelling geldt. Deze
uitspraak is later door Gerechtshof Amsterdam bevestigd.
Wanneer meerdere auto's tegelijkertijd ter beschikking worden
gesteld, geldt de bijtelling voor de auto('s) waarmee de werknemer op
kalenderjaarbasis meer dan 500 privékilometers rijdt. Zie paragraaf 5.4 van het besluit van 20 maart 2015. Daarbij hanteert De Belastingdienst een beleid waarbij
de bijtelling afhankelijk is van het aantal rijbewijzen binnen het gezin. Dit
beleid wijzigt per 1 januari 2022, zo hebben wij eerder bericht.
Op 13 september 2021 is een uitspraak van Rechtbank Den Haag
gepubliceerd over een bijzonder situatie. In deze zaak werkten beide echtlieden
bij dezelfde werkgever en hadden beiden een auto van de zaak. Alleen bij de
vrouw werd een bijtelling in aanmerking genomen, omdat de man beschikte over
een verklaring ‘geen privégebruik auto’. Na het overlijden van de vrouw ging de
man in de auto rijden die aan zijn vrouw ter beschikking was gesteld. Vanaf dat
moment past de werkgever de bijtelling bij de man toe. De Belastingdienst stelt
echter dat de bijtelling over het gehele kalenderjaar in aanmerking zou moeten
worden genomen en legt een naheffingsaanslag op.
In voornoemde paragraaf 5.4 van het besluit van 20 maart
2015 is aangegeven dat bij toepassing van het autokostenforfait (‘privégebruik
auto) er geen ruimte is voor de toepassing van de hardheidsclausule (artikel 63
AWR). Dergelijke verzoeken zouden steeds worden afgewezen.
Naar het oordeel van de
rechtbank is sprake van een dubbele belastingheffing en een situatie die de
wetgever niet zou hebben voorzien. Voorafgaand aan het opleggen van de
naheffingsaanslag zou de Minister van Financiën daarom hebben moeten beoordelen
of er aanleiding is om met toepassing van artikel 63 AWR af te zien van
naheffing. Het achterwege blijven van deze beoordeling betekent volgens de
rechtbank dat de naheffingsaanslag is opgelegd in strijd met artikel 3.4 Awb.
Dit betekent dat het beroep gegrond is en de bestreden uitspraak op bezwaar
moet worden vernietigd.
Wij zijn het niet met de rechtbank eens dat in casu sprake
is van een dubbele belastingheffing. De bijtelling van de man ziet inderdaad ook
op een periode dat bij de vrouw een bijtelling in aanmerking werd genomen. De bijtelling
geldt echter voor verschillende opeenvolgende auto’s. Vergelijk het met voormelde
situatie van Gerechtshof Amsterdam. Dat de auto eerder ter beschikking was
gesteld aan de vrouw zou niet tot een andere fiscaal oordeel moeten leiden.
Publicatiedatum: 19 september 2021
Deel dit nieuwsbericht