Toepassing van hardheidsclausule voorbehouden aan de Minister en Staatssecretaris van Financiën

Toepassing van hardheidsclausule voorbehouden aan de Minister en Staatssecretaris van Financiën

Eerder hebben wij bericht over de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 26 april 2021 over de toepassing van de hardheidsclausule van artikel 63 AWR bij het opleggen van een naheffingsaanslag voor het privégebruik van de auto van de zaak (het autokostenforfait). Tegen deze uitspraak heeft de inspecteur hoger beroep ingesteld. Gerechtshof Den Haag heeft op 13 januari 2022 uitspraak in dit beroep gedaan.

In artikel 13bis Wet LB is opgenomen dat een bijtelling voor privégebruik van de auto in aanmerking moet worden genomen indien een auto van de zaak op kalenderjaarbasis meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt. Wanneer in een kalenderjaar meerdere auto’s achtereenvolgens ter beschikking zijn gesteld, is voor de toepassing van de uitzondering, dat het autokostenforfait niet hoeft te worden toegepast, doorslaggevend of is gebleken dat het privégebruik van de achtereenvolgens ter beschikking gestelde auto’s tezamen minder dan 500 kilometer heeft bedragen.

In paragraaf 5.4 van het besluit van 20 maart 2015 heeft de Staatssecretaris van Financiën aangegeven dat er geen ruimte is voor de toepassing van de hardheidsclausule van artikel 63 AWR als het autokostenforfait wordt toegepast. De Rechtbank Den Haag was in onderhavige zaak desondanks van oordeel, dat de Minister van Financiën voorafgaand aan het opleggen van de naheffingsaanslag toch had moeten beoordelen of er aanleiding was om met toepassing van artikel 63 AWR af te zien van naheffing.

Het betrof een uitspraak in een zaak, waarbij beide echtlieden bij dezelfde werkgever werkten en  beiden een auto van de zaak hadden. Alleen bij de vrouw werd een bijtelling in aanmerking genomen, omdat de man beschikte over een verklaring ‘geen privégebruik auto’. Na het overlijden van de vrouw ging de man in de auto rijden die aan zijn vrouw ter beschikking was gesteld. Vanaf dat moment past de werkgever de bijtelling bij de man toe. De Belastingdienst stelt echter dat de bijtelling over het gehele kalenderjaar in aanmerking zou moeten worden genomen en legt een naheffingsaanslag op.

Rechtbank Den Haag was van oordeel dat er sprake was van een dubbele belastingheffing en een situatie die de wetgever niet zou hebben voorzien. Daarom had de Minister van Financiën moeten beoordelen of er aanleiding was om met toepassing van artikel 63 AWR af te zien van naheffing.  

Zoals in ons eerdere bericht is aangegeven, zijn wij het niet met de rechtbank eens dat in casu sprake is van een dubbele belastingheffing. De bijtelling van de man ziet inderdaad ook op een periode dat bij de vrouw een bijtelling in aanmerking werd genomen. De bijtelling bij de man geldt echter voor verschillende opeenvolgende auto’s. De man en vrouw hadden niet gelijktijdig de bijtelling voor dezelfde auto.

Ook de Inspecteur van de Belastingdienst was het niet eens met de uitspraak en tekende hoger beroep aan. Dit hoger beroep is op 13 januari 2022 door het Gerechtshof Den Haag gegrond verklaard. Het hof geeft de Staatssecretaris van Financiën echter wel in overweging om het beroep van belanghebbende op de hardheidsclausule opnieuw te beoordelen.

Het hof oordeelt dat de toepassing van de hardheidsclausule is voorbehouden aan de Minister van Financiën, dan wel de Staatssecretaris van Financiën. De beslissing om deze al dan niet toe te passen, is niet onderworpen aan de beoordeling van de belastingrechter. Het hof stelt daarbij dat het noodzakelijk is dat de Staatssecretaris van Financiën zich terughoudend opstelt bij toepassing van de hardheidsclausule met betrekking tot het privégebruik van een ter beschikking gestelde auto. Maar, de in deze zaak toegepaste beleidsmatige en categorische uitsluiting van de hardheidsclausule verhoudt zich volgens het hof niet met de van de Staatssecretaris van Financiën gevraagde zorgvuldigheid bij het voorbereiden van besluiten. Een schrijnende situatie, zoals in deze zaak aan de orde is, had dan mogelijk voorkomen kunnen worden, zo stelt het hof. 

Publicatiedatum: 19 januari 2022


Deel dit nieuwsbericht