Toezichthouder vanaf 1 mei 2016 desgewenst niet meer in fictieve dienstbetrekking

Eerder hebben we bericht dat staatssecretaris Wiebes heeft toegezegd om de bepaling in de Wet op de loonbelasting 1964 die de arbeidsverhouding van een toezichthouder of commissaris aanmerkt als een (fictieve) dienstbetrekking te laten vervallen.

Op 23 maart 2016 is in de Staatscourant het besluit van 14 maart 2016 gepubliceerd waarin deze toezegging is uitgewerkt.

Uit voornoemd besluit volgt dat vanaf 1 mei 2016 op de beloning van een toezichthouder geen loonheffing meer hoeft te worden ingehouden. Hiertoe moeten beide partijen zich wel op het besluit van 14 maart 2016 beroepen anders loopt de wetsfictie door. De keuze om de arbeidsverhouding van een toezichthouder niet als fictieve dienstbetrekking te behandelen is dus optioneel.

Vanaf 1 januari 2017 als de betreffende wetsbepaling naar alle waarschijnlijkheid komt te vervallen, kunnen partijen via de zogeheten opting-in regeling er alsnog voor kiezen om de toezichthouder te blijven verlonen. Dat kan bijvoorbeeld van belang zijn als op de toezichthouder de 30%-regeling van toepassing is, maar mogelijk ook ten behoeve van de toepassing van de werkkostenregeling in relatie tot de Wet normering topinkomens.

Als de toezichthouder niet meer wordt verloond, heeft dat ook gevolgen voor de Zorgverzekeringswet (Zvw). Het lichaam dat de toezichthouder betaalt, is dan geen inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zvw verschuldigd. De toezichthouder betaalt deze bijdrage dan zelf via zijn aangifte inkomstenbelasting. Wordt er wel verloond dan is het lichaam deze bijdrage verschuldigd, zij het tot 1 januari 2017. Vanaf 1 januari 2017 – na inwerking treding van het aangekondigde wetsvoorstel – vindt verloning alleen plaats na opting-in. Alsdan is de toezichthouder de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw zelf verschuldigd, maar wordt deze door het lichaam ingehouden op zijn beloning.

Publicatiedatum: 23 maart 2016