Topholding uit holdingresolutie is economisch verweven

Topholding uit holdingresolutie is economisch verweven

Op 11 september 2015 is een arrest van de Hoge Raad gepubliceerd over de vorming van een fiscale eenheid met een niet-ondernemer (holding). In geschil is de vraag of er sprake is van economische verwevenheid van een holding met één werkmaatschappij. De Hoge Raad oordeelt dat het hof er ten onrechte vanuit is gegaan dat X en A in economisch opzicht met elkaar zijn verweven. Het hof is mogelijk uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting door de holdingresolutie van toepassing te achten. Als het hof wel van een juiste rechtsopvatting is uitgegaan, heeft zij dat onvoldoende gemotiveerd. Verder kan uit het arrest worden afgeleid dat een topholding in de zin van de holdingresolutie economisch verweven is met de vennootschap of vennootschappen, waarmee zij op basis van die resolutie een fiscale eenheid kan vormen. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Amsterdam.

Feiten
X B.V. (hierna: X) hield in 2011 alle aandelen in A B.V. (hierna: A) en C B.V. (hierna C). Enig aandeelhouder van X was B (hierna: B). B was bestuurder en in die hoedanigheid beleidsbepaler van zowel X als A. A had een belang in D B.V. Deze vennootschap oefende onder de naam E een belastingadviespraktijk uit. A verrichte aan die vennootschap tegen vergoeding diensten en was hiervoor btw-ondernemer. De hiervoor bedoelde diensten van A werden feitelijk verricht door B en hielden in de werkzaamheden van een belastingadviseur/partner. B had voor het verrichten van deze werkzaamheden een arbeidsovereenkomst met A, op grond waarvan hij van A een ‘managementfee’ ontving. C had aandelen in verschillende vennootschappen die belegden in onroerende zaken.

In geschil is of X (geen btw-ondernemer) samen met A voor de btw als fiscale eenheid is aan te merken. Volgens de inspecteur kan X als niet-ondernemer niet behoren tot een fiscale eenheid.

Oordeel hof
Hof Den Haag heeft geoordeeld dat X, zo al niet met een beroep op de holdingresolutie, dan in elk geval met een beroep op het gelijkheidsbeginsel, in aanmerking komt voor het vormen van een fiscale eenheid.
X vervulde, aldus het hof, meer een functie die direct te maken heeft met het verrichten van economische activiteiten dan dat zij handelde binnen het kader van beleggingsdoelstellingen. Het houden van aandelen door X is daarmee volgens het hof meer in het licht komen te staan van het hebben van zeggenschap en het dragen van verantwoordelijkheid binnen de gekozen bedrijfsstructuur.

Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat de vaststelling van het hof dat partijen vinden dat aan de criteria voor een fiscale eenheid door de betrokken vennootschappen wordt voldaan onbegrijpelijk is, omdat de inspecteur heeft bestreden dat X en A in economisch opzicht zijn verweven.
Het oordeel van het hof dat op basis van de omstandigheden X en A volgens de holdingresolutie een fiscale eenheid vormen, getuigt mogelijk van een onjuiste rechtsopvatting. De holdingresolutie vereist dat de betrokken holding zich in sterke mate bezig houdt met de besluitvorming binnen het concern en dat deze holding volledig in dienst staat van het totaal van de bedrijfsvoering van de gelieerde werkmaatschappij(en). Dergelijke aan een holding gestelde voorwaarden zijn volgens de Hoge Raad niet onverenigbaar met de bepaling over de fiscale eenheid in de btw-richtlijn (art. 11 van de btw-richtlijn). Deze bepaling heeft geen rechtstreekse werking, derhalve kunnen belastingplichtigen zich niet beroepen op deze bepaling. 
Indien het hof van de juiste rechtsopvatting is uitgegaan, is zonder nadere motivering, het oordeel onbegrijpelijk.
Het hof had voor het toepassen van de holdingresolutie moeten vaststellen dat X binnen ‘het concern’, te weten jegens A als werkmaatschappij/ondernemer, een sturende en beleidsbepalende functie vervulde die uitgaat boven hetgeen voortvloeit uit het aandeelhouderschap in A. Het hof heeft geen feiten of omstandigheden vastgesteld die tot de conclusie kunnen leiden dat X binnen het concern dergelijke activiteiten verrichte.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en verwijst de zaak naar Hof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing. 

Publicatiedatum: 29 september 2015


Deel dit nieuwsbericht