Transitievergoeding nader uitgewerkt in besluiten

Transitievergoeding nader uitgewerkt in besluiten

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft twee algemene maatregelen van bestuur over de transitievergoeding uitgebracht welke beide op 11 mei 2015 in het Staatsblad zijn gepubliceerd. Beide besluiten gelden vanaf 1 juli 2015.

 

Besluit overgangsrecht transitievergoeding

Op grond van de Wet werk en zekerheid is de werkgever bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst vanaf 1 juli 2015 een transitievergoeding verschuldigd. Het Besluit dat het overgangsrecht voor de transitievergoeding heeft tot doel te voorkomen dat werkgevers, die op 1 juli 2015 nog gebonden zijn aan bijvoorbeeld een cao, sociaal plan of individuele afspraken over vergoedingen (ontslagvergoeding) of voorzieningen (scholing, outplacementtraject, wachtgeldregeling) bij ontslag, die vóór 1 juli 2015 zijn gemaakt, dubbel moeten betalen.

 

Met betrekking tot lopende collectieve afspraken met verenigingen van werknemers bepaalt het overgangsrecht dat deze voorgaan op de transitievergoeding. Wanneer de werknemer recht heeft op vergoedingen of voorzieningen op grond van dergelijke lopende collectieve afspraken, is de transitievergoeding dus niet verschuldigd. Met betrekking tot overige lopende afspraken geldt een andere regeling. Daarvoor wordt een keuzemodel geïntroduceerd, waardoor de werknemer kan kiezen voor ofwel de overige lopende afspraken ofwel zijn transitievergoeding. Als hij kiest voor zijn transitievergoeding, dient hij afstand te doen van zijn recht op vergoedingen of voorzieningen uit overige lopende afspraken. Het keuzemodel is echter niet mogelijk als het gaat om lopende collectieve afspraken met verenigingen van werknemers.

 

Afspraken die met terugwerkende kracht gelden op 1 juli 2015 vallen niet onder de overgangsregeling. De overgangsregeling voor collectieve regeling geldt tot 1 juli 2016 en zelfs daarna maar dan moet in het laatste geval wel vóór 1 mei 2016 een procedure tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst zijn gestart bij UWV of kantonrechter. Bij het keuzemodel geldt de einddatum van 1 juli 2016 niet.

 

Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding

Op de transitievergoeding mogen zogenoemde transitie- en inzetbaarheidskosten in mindering worden gebracht. In dit besluit is vastgelegd welke voorwaarden daarvoor gelden.

 

Transitiekosten zijn kosten van maatregelen in verband met het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst, gericht op het voorkomen van werkloosheid of het bekorten van de periode van werkloosheid van de werknemer. Bijvoorbeeld kosten voor (om)scholing of een outplacementtraject bij ontslag.

 

Inzetbaarheidskosten zijn kosten die verband houden met het bevorderen van de inzetbaarheid van de werknemer buiten de organisatie van de werkgever, die al eerder tijdens het dienstverband zijn gemaakt. Voorwaarde is dat de door de opleiding verworven kennis en vaardigheden niet zijn aangewend om een functie bij de werkgever uit te oefenen. De werkgever is immers op grond van de wet al verplicht om deze kosten te maken. Denk aan kosten van duale opleidingen, zoals BBL.

 

Alle kosten die de werkgever maakt tijdens de periode van de opleiding, met uitzondering van de loonkosten van de werknemer, mogen in mindering worden gebracht op de aan de periode van opleiding toe te rekenen transitievergoeding. Voorwaarde is wel dat de arbeidsovereenkomst na afronding van de opleiding of voortijdige beëindiging van de opleiding niet direct of binnen zes maanden wordt voortgezet.

 

De belangrijkste voorwaarde waaronder transitie- en inzetbaarheidskosten in mindering mogen worden gebracht op de transitievergoeding is dat de werknemer vooraf moet instemmen met het maken van de kosten en het in mindering brengen daarvan op zijn transitievergoeding. Die voorwaarde geldt niet als de werkgever kosten maakt als gevolg van collectieve afspraken waar hij aan gebonden is en evenmin bij kosten voor een duale opleiding. Voor inzetbaarheidskosten geldt nog dat zij in mindering kunnen worden gebracht als ze zijn gemaakt in een periode van maximaal 5 jaar vóór het einde van de arbeidsovereenkomst, tenzij partijen een andere periode hebben afgesproken. Deze voorwaarde geldt niet bij kosten voor een duale opleiding.

Publicatiedatum: 12 mei 2015


Deel dit nieuwsbericht