Uitspraak Hof Arnhem-Leeuwarden inzake bestuurdersaansprakelijkheid

Uitspraak Hof Arnhem-Leeuwarden inzake bestuurdersaansprakelijkheid

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft uitspraak gedaan inzake bestuurdersaansprakelijkheid

Feiten

Belanghebbende is bestuurder van E bv. E bv is bestuurder van A bv. A bv leaset, op basis van ‘financial lease’, transportmiddelen van verschillende leasemaatschappijen. In 2008 en 2009 worden de leaseovereenkomsten omgezet naar ‘operational lease’. Daarbij verkoopt A bv de (economische eigendom van de) transportmiddelen aan de leasemaatschappijen. Uit een proces-verbaal naar aanleiding van een FIOD-onderzoek blijkt, dat in de administratie van A bv drie facturen zijn opgenomen, die niet in de administratie van de leasemaatschappijen voorkomen. De drie facturen vermelden lagere bedragen aan verschuldigde btw dan de facturen in de administratie van de leasemaatschappijen. De inspecteur heeft twee naheffingsaanslagen van € 703.302 resp. € 203.610 en een verzuimboete € 4.537 opgelegd aan A bv. Ter zake van één van de naheffingsaanslagen is bij beschikking ook heffingsrente van € 37.329 in rekening gebracht. Aangezien betaling uitbleef, heeft de ontvanger belanghebbende aansprakelijk gesteld voor de naheffingsaanslagen, de heffingsrente en de verzuimboete.

Hof

In geschil is of belanghebbende terecht aansprakelijk is gesteld.

Indien iemand als bestuurder aansprakelijk wordt gesteld voor verschuldigde belasting, kan degene de hoogte van de verschuldigde belasting opnieuw ter discussie stellen, tenzij de hoogte van de belastingaanslag onherroepelijk vaststaat als gevolg van een rechterlijke uitspraak (artikel 49, lid 7, van de Invorderingswet). In casu bestrijdt belanghebbende de hoogte van de naheffingsaanslagen tevergeefs.

Indien tijdig betalingsonmacht is gemeld, ligt de bewijslast dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur in principe bij de ontvanger (artikel 36, lid 3, van de Invorderingswet 1990). In beginsel moet de melding van betalingsonmacht worden gedaan uiterlijk twee weken na de dag waarop de verschuldigde belasting behoorde te zijn afgedragen of voldaan (artikel 7, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990). In geval van een naheffingsaanslag die is opgelegd omdat de verschuldigde belasting hoger is dan op aangifte is dan wel had moeten worden afgedragen of voldaan, kan de mededeling uiterlijk twee weken na de vervaldag van de aanslag worden gedaan. Daarbij mag de omstandigheid dat de verschuldigde belasting hoger is dan op aangifte is dan wel had moeten worden afgedragen of voldaan, niet aan opzet of grove schuld van het lichaam dat de belasting is verschuldigd te wijten zijn (artikel 7, lid 2, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990). Het Hof acht aannemelijk dat A bv wist, dat in haar administratie valse facturen waren opgenomen en dat zij te weinig verschuldigde omzetbelasting aangaf. Het is naar het oordeel van het Hof aan haar opzet of grove schuld te wijten dat aanvankelijk te weinig belasting was geheven. De termijn van artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 waarbinnen betalingsonmacht kan worden gemeld, geldt daarom in dit geval niet. Dat brengt met zich dat de melding voor de tijdvakken die vallen in 2008 te laat was. Belanghebbende moet dan eerst aannemelijk maken dat het niet aan hem was te wijten dat A bv de betalingsonmacht niet tijdig heeft gemeld, voordat hij het vermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur mag weerleggen (artikel 36, lid 4, van de Invorderingswet 1990). Belanghebbende heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit dit zou volgen, zodat hij in zoverre terecht aansprakelijk gesteld.

Voor de tijdvakken vanaf januari 2009 is de betalingsonmacht tijdig gemeld. Naar het oordeel van het Hof is sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur, omdat belanghebbende was betrokken bij het opzettelijk opnemen van onjuiste facturen in de administratie van A bv.

Belanghebbende stelt ook dat zij ten onrechte aansprakelijk is gesteld voor de heffingsrente en de verzuimboete. Hiervoor kan belanghebbende alleen aansprakelijk worden gesteld, voor zover het belopen daarvan aan hem is te wijten (artikel 32 van de Invorderingswet 1990). Dit is naar het oordeel van het Hof het geval, zodat belanghebbende eveneens terecht aansprakelijk is gesteld voor de heffingsrente en de verzuimboete.

Slot

Indien u vragen heeft over bestuurdersaansprakelijkheid, neemt u dan gerust contact op met Micha Soltysik via micha@zekerfiscaal.nl of via 06-22960319.

Publicatiedatum: 23 mei 2014


Deel dit nieuwsbericht