Uitzendkrachten hadden recht op hetzelfde loon als vaste medewerkers

Uitzendkrachten hadden recht op hetzelfde loon als vaste medewerkers

Volgens artikel 8 lid 1 Waadi heeft een ter beschikking gestelde arbeidskracht recht op ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden als die gelden voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt, met betrekking tot het loon en overige vergoedingen, en op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot de arbeidstijden en dergelijke. Op grond van artikel 8 lid 3 Waadi kan onder voorwaarden bij collectieve arbeidsovereenkomst hiervan worden afgeweken.

In artikel 5, eerste lid, van de Europese Uitzendrichtlijn staat het beginsel van gelijke behandeling, waarbij is bepaald dat de essentiĆ«le arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten, voor de duur van hun opdracht bij een inlenende onderneming, ten minste dezelfde zijn als die welke voor hen zouden gelden als zij rechtstreeks door de genoemde onderneming voor dezelfde functie in dienst waren genomen.

Op 28 maart 2018 is een uitspraak van Rechtbank Noord-Holland gepubliceerd waarin uitzendkrachten hetzelfde loon claimden als de vaste medewerkers (van DHL en MWC) ontvingen die werkzaam waren in de vrachthal op Schiphol. Oftewel, het CAO-loon. De uitzendkrachten ontvingen het minimumloon van het uitzendbureau.

De rechtbank concludeert dat de uitzendkrachten recht hebben op een beloning gelijk aan het loon en vergoedingen die worden toegekend aan werknemers werkzaam in gelijkwaardige functies in dienst van de inlener. Dat staat in artikel 22 lid 1 van de toepasselijke NBBU CAO die nadrukkelijk verwijst naar artikel 8 Waadi. Volgens de rechtbank zijn in casu DHL en MWC de inlener, en er zijn bij DHL en MWC ook gelijkwaardige functies. Dat betekent dat de uitzendkrachten recht hebben op het loon volgens de DHL CAO en de MWC CAO.

Het feit dat sommige uitzendkrachten direct ter beschikking gesteld aan DHL, en anderen via doorlening, maakt deze conclusie niet anders. Voor het recht op een gelijk loon moet volgens de rechtbank worden gekeken naar de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt, los van de doorlening. Dat is de onderneming waar de uitzendkrachten feitelijk hebben gewerkt. In casu waren dat DHL en MWC.

Publicatiedatum: 08 april 2018


Deel dit nieuwsbericht