Uniformering redelijke termijn in bestuursrecht

Uniformering redelijke termijn in bestuursrecht

Op 29 januari 2014 heeft de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de hoogste algemene bestuursrechter in Nederland; hierna: de Raad van State) een uitspraak gedaan, waarin het ging om het verzoek van een Turkse familie om een schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn in een vreemdelingenprocedure (toepassing van artikel 6 EVRM). De Raad van State sluit zich voor de beantwoording van de vraag, of de redelijke termijn is overschreden in verband met de eventuele toekenning van een schadevergoeding, aan bij jurisprudentie van de Hoge Raad (hoogste rechter in Nederland in onder andere het belastingrecht) en de Centrale Raad van Beroep (hoogste rechter over geschillen op het terrein van de sociale verzekeringen, de sociale voorzieningen en ambtenarenzaken).

De Hoge Raad hanteert als uitgangspunt dat de behandeling van het bezwaar en beroep in eerste aanleg (de procedure voor de rechtbank) tezamen, in beginsel ten hoogste twee jaren mag duren (een half jaar voor de bezwaarfase en anderhalf jaar voor de procedure voor de rechtbank; zie r.o. 3.4.4 van het arrest van de Hoge Raad van 22 maart 2013, nr. 11/04270, ECLI:NL:HR:2013:BX6666). De behandeling van het hoger beroep mag eveneens in beginsel niet meer dan twee jaren in beslag nemen (zie rechtsoverweging 3.3.3 van het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2011, nr. 09/05112, ECLI:NL:HR:2011:BO5080 en rechtsoverweging 4.3 van het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2005, nr. 37.984, ECLI:NL:HR:2005:AO9006).

Indien de redelijke termijn wordt overschreden, heeft de belastingplichtige in beginsel recht op immateriële schadevergoeding, ook als er geen boete is opgelegd (zie bijvoorbeeld r.o. 3.3.2 van het eerder genoemde arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2011, nr. 09/05112, ECLI:NL:HR:2011:BO5080). Het uitgangspunt is dat een schadevergoeding wordt gehanteerd van € 500 per halfjaar dat de redelijke termijn is overschreden, ook als dit leidt tot een schadevergoeding die hoger is dan het belastingbedrag waarop het geschil betrekking heeft (zie rechtsoverweging 3.3.1 van het arrest van de Hoge Raad van 29 november 2013, nr. 12/04301, ECLI:NL:HR:2013:1361). Indien het echter een zeer gering financieel belang betreft, kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden en wordt geen schadevergoeding toegekend (zie rechtsoverweging 3.3.2 van het eerder genoemde arrest van de Hoge Raad van 29 november 2013, nr. 12/04301, ECLI:NL:HR:2013:1361).

Zeker Fiscaal beschikt over veel kennis en ervaring op het gebied van procederen in belastingzaken. Indien u naar aanleiding van het vorenstaande of anderszins nog vragen heeft over formeelrechtelijke of procesrechtelijke aspecten op het gebied van belastingrecht, neemt u dan gerust contact op met Micha Soltysik via 0487-51 02 89 of via 06-22 96 03 19.

Publicatiedatum: 12 februari 2014


Deel dit nieuwsbericht