Vennootschap is afnemer van diensten en heeft geen recht op aftrek van btw

Vennootschap is afnemer van diensten en heeft geen recht op aftrek van btw

Op 29 oktober 2019 is een uitspraak van Rechtbank Noord-Holland gepubliceerd of een vennootschap voor de btw de afnemer is en zo ja, of zij recht heeft op aftrek van btw.

Feiten
Belanghebbende, een bv (hierna: de vennootschap) geeft nominaal € 420.000.000 aan obligaties uit. Het bedrag van € 420.000.000 heeft de vennootschap btw-vrijgesteld doorgeleend aan een Spaanse vennootschap.

Naar aanleiding van door buitenlandse btw-plichtigen opgegeven intracommunautaire prestaties aan de vennootschap, heeft verweerder (hierna: de inspecteur) de vennootschap verzocht om informatie. De vennootschap heeft naar aanleiding daarvan aangiften ingediend en daarbij verschuldigde btw aangegeven en een hoger bedrag aan aftrek van voorbelasting geclaimd. Er is naar aanleiding van de aangiften geen teruggave verleend. Wel is de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd, berekend naar de verschuldigde omzetbelasting zoals aangegeven in de genoemde aangiften. Er is geen aftrek van voorbelasting verleend.

Rechtbank
Afnemer
De vennootschap moet aannemelijk maken dat zij niet de afnemer is van de diensten, omdat de facturen van de dienstverleners op haar naam zijn gesteld en door haar zijn betaald.

De rechtbank acht aannemelijk dat de diensten in ieder geval grotendeels zijn afgenomen voorafgaand aan de oprichting van de vennootschap. Ook is aannemelijk dat in ieder geval een deel van de diensten geen betrekking heeft gehad op de wijze van herfinanciering waartoe de vennootschap is opgericht. De diensten kunnen echter aan de vennootschap worden toegerekend, zodat zij daarvan toch de afnemer is. De rechtsbetrekking waaruit de diensten voortkomen kan in feite de ‘voorfase’ van de vennootschap betreffen. Juridisch gezien is dan in eerste instantie een ander dan de vennootschap als afnemer van de diensten aangemerkt. Maar de vennootschap kan dan in de plaats van die ander zijn getreden en de daaruit voortvloeiende verplichtingen, daaronder begrepen de plicht voor de dienst een vergoeding te betalen, hebben overgenomen. Verder is niet in geschil dat de diensten betrekking hebben op de wens om tot herfinanciering over te gaan en dat die wens heeft geresulteerd in de uitgifte van obligaties door de vennootschap en het vervolgens uitlenen door de vennootschap van de verkregen middelen aan de Spaanse vennootschap. Er is aldus sprake van een direct economisch belang van de vennootschap bij de diensten, zodat met recht kan worden betoogd dat de diensten in het kader van haar economische activiteiten zijn afgenomen. Dat ook een belang bij de diensten bestaat bij een andere Spaanse vennootschap dan wel de groep, aangezien de middelen aan hen zijn uitgeleend en in die zin sprake is van nut van die diensten voor hen, maakt dit niet anders.

De vennootschap heeft voldoende onderbouwd dat de factuur van C betrekking heeft op een rechtsverhouding waarbij niet zij maar een andere vennootschap de afnemer is. Uit de Structuring Fee Agreement volgt dat een rechtsbetrekking is ontstaan tussen C en een aantal tot de groep behorende Spaanse vennootschappen, waaronder de hiervoor genoemde andere Spaanse vennootschap. De bedragen genoemd in de Structuring Fee Agreement komen overeen met die in de factuur van C aan de vennootschap. Alleen de Additional Fee is niet genoemd in de Structuring Fee Agreement. Gelet op de onderlinge verhouding tussen de drie fees acht de rechtbank dit van ondergeschikt belang. Omdat voorts de in de Structuring Fee Agreement genoemde ingangsdatum is gelegen na de oprichtingsdatum en ook de vennootschap daarin is genoemd, is kennelijk die overeenkomst gesloten na de oprichting van de vennootschap. De naheffingsaanslag moet worden verminderd met € 107.782 tot € 297.416.

Aftrek
Gelet op een arrest van de Hoge Raad moet de vennootschap bewijzen dat zij de afgenomen diensten gebruikt voor belaste handelingen. De Fee Arrangement wijst er slechts op dat de vennootschap een rechtsbetrekking is aangegaan met de Spaanse vennootschap op grond waarvan die Spaanse vennootschap aan de vennootschap de kosten voor diensten vergoedt. Dit betekent nog niet dat sprake is van een handeling tegen vergoeding of een btw-belaste prestatie.
De stelling van de vennootschap dat zij ter zake van de diensten handelt als commissionair van een Spaanse vennootschap, heeft zij niet aannemelijk gemaakt.

De vennootschap heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat de diensten zijn gebruikt voor belaste handelingen.

Belang voor de praktijk
Uit deze uitspraak blijkt dat een vennootschap toch de afnemer van prestaties kan zijn voor de btw ook al zijn die prestaties verricht voordat die vennootschap is opgericht. Bovendien wordt diegene aan wie de facturen zijn gericht de afnemer van de prestatie te zijn, tenzij het tegendeel aannemelijk wordt gemaakt. Ten slotte moet diegene die btw in aftrek wil brengen aannemelijk maken dat de afgenomen prestaties worden gebruikt voor btw-belaste activiteiten.


Publicatiedatum: 11 november 2019


Deel dit nieuwsbericht