Verbouwing kerk leidt tot integratieheffing

Verbouwing kerk leidt tot integratieheffing

Op 7 augustus 2014 heeft Rechtbank Gelderland een uitspraak gedaan inzake de vraag of de verbouwing van een kerk heeft geleid tot een nieuw vervaardigd goed, zodat bij ingebruikname in het kader van het uitvaartcentrum en als woning een integratieheffing optreedt.

Procesrechtelijke aspecten

Eiseres heeft tegen de naheffingsaanslag rechtstreeks beroep ingesteld bij de rechtbank. Zij had echter gelet op artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht een bezwaarschrift moeten indienen bij verweerder en daarin moeten verzoeken om de bezwaarfase over te slaan en het bezwaarschrift door te sturen naar de Rechtbank. De Rechtbank moet het bezwaarschrift dan ook in principe doorsturen naar verweerder. Om proceseconomische redenen heeft de Rechtbank hiervan afgezien. Verweerder heeft in zijn verweerschrift namelijk ingestemd met het overslaan van de bezwaarfase.

Inhoudelijke aspecten

Onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad is de Rechtbank van oordeel, dat de werkzaamheden die aan de kerk hebben plaatsgevonden zo omvangrijk en ingrijpend van aard zijn, dat in wezen nieuwbouw heeft plaatsgevonden zodat de verbouwing heeft geleid tot een vervaardigd goed. De ingebruikname van de kerk in het kader van het uitvaartcentrum en als woning heeft dan ook geleid tot een integratieheffing.

De door de integratieheffing verschuldigde btw komt voor aftrek in aanmerking op basis van de door de verweerder vastgestelde pro rata, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het werkelijk gebruik als geheel genomen niet overeenstemt met de omzetverhoudingen. Daarbij valt op dat de Rechtbank zich baseert op een arrest van de Hoge Raad waaruit volgt, dat het bewijs van het werkelijke gebruik moet worden geleverd met behulp van objectief en nauwkeurig vast te stellen gegevens. Dat arrest heeft namelijk betrekking op artikel 11, lid 2, van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 zoals dat gold tot en met 2007. Op basis van deze bepaling moet blijken dat het werkelijke gebruik niet overeenkomt met de omzetverhoudingen. Sinds 2008 is voldoende dat aannemelijk is dat het werkelijke gebruik afwijkt van de omzetverhoudingen. Het lijkt door de wetswijziging per 1 januari 2008 dan ook niet langer noodzakelijk dat aan de hand van objectieve en nauwkeurige gegevens wordt bewezen dat het werkelijke gebruik afwijkt van de omzetverhoudingen. De Rechtbank oordeelt daar blijkbaar anders over. In de zaak waarin de Rechtbank uitspraak heeft gedaan is het in het geding zijnde tijdvak namelijk 2009.

Slot

Ten slotte merken wij op dat de integratieheffing per 1 januari 2014 is vervallen. De uitspraak is wel nog van belang voor de vraag of de levering van onroerende zaken na verbouwing van rechtswege belast zijn met btw.

Indien u vragen heeft naar aanleiding van deze uitspraak of anderszins, neemt u dan gerust contact met ons op.

Publicatiedatum: 18 augustus 2014


Deel dit nieuwsbericht