Verleggingsregeling niet van toepassing op levering vastgoed ter aflossing op kredietfaciliteit

Verleggingsregeling niet van toepassing op levering vastgoed ter aflossing op kredietfaciliteit

Op 17 maart 2017 is een uitspraak gepubliceerd waarin Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: gerechtshof) heeft geoordeeld, dat de verleggingsregeling niet van toepassing is op de verkoop van onroerend goed ter aflossing op de kredietfaciliteit. Niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van de executie van een zekerheid of van een levering op grond van een executoriale titel door de executieschuldenaar, of van een daarmee gelijk te stellen levering. Evenmin is sprake van een oneigenlijke lossing.

Feiten
X bv (hierna: X) is een onderneming op het gebied van beheer, exploitatie, ontwikkeling en aan- en verkoop van vastgoed. Mede vanwege de sterke economische teruggang op de vastgoedmarkt heeft X een schikking met de bank getroffen ter beëindiging van haar kredietfaciliteit bij die bank. Onderdeel van de schikking was de onderhandse verkoop van onroerende zaken voor een bedrag van € 750.000 inclusief btw, welk bedrag, op grond van de schikking, volledig is aangewend ter aflossing op de kredietfaciliteit. Met de schikking, waarvan de verkoop van de onroerende zaken een onderdeel was, heeft X de continuïteit van haar bedrijfsvoering gewaarborgd. X heeft de onroerende zaken, bij twee afzonderlijke notariële akten, geleverd aan twee verschillende ondernemers. Volgens X is zij ter zake van de leveringen geen btw verschuldigd, omdat de verleggingsregeling van toepassing zou zijn.

Oordeel gerechtshof
Allereerst zet het gerechtshof uiteen dat de verleggingsregeling van toepassing is in de gevallen waarin de levering plaatsvindt van een in zekerheid gegeven onroerende zaak tot executie van die zekerheid of op grond van een executoriale titel door de executieschuldenaar. Naar het oordeel van het gerechtshof heeft X niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van de executie van een zekerheid of van een levering op grond van een executoriale titel door de executieschuldenaar, of van een daarmee gelijk te stellen levering. Ook van een oneigenlijke lossing (de verkoop door de curator krachtens overeenstemming tussen hem en de hypotheekhouder ingeval de hypotheekgever in staat van faillissement verkeert) is geen sprake, omdat X niet in staat van faillissement verkeerde. Evenmin is sprake van een aan een oneigenlijke lossing gelijk te stellen situatie. Het gerechtshof oordeelt dat het nadrukkelijk niet de bedoeling van partijen is geweest de verleggingsregeling toe te passen. De door de afnemers te betalen btw moest, als onderdeel van de koopsom, immers ten goede komen aan de bank. Aannemelijk is dat sprake is van een veel meer omvattende afspraak tussen de bank en X dan (het voorkomen van) de executie van hypothecaire zekerheden. De verleggingsregeling is niet van toepassing.  


Publicatiedatum: 31 maart 2017


Deel dit nieuwsbericht