Vermogensbeheerdiensten belast met btw omdat geen sprake is van collectief vermogensbeheer

Vermogensbeheerdiensten belast met btw omdat geen sprake is van collectief vermogensbeheer

Op 15 juni 2017 is een uitspraak gepubliceerd waarin Rechtbank Noord-Holland (hierna: rechtbank) oordeelde, dat over de vermogensbeheerdiensten btw is verschuldigd, omdat geen sprake is van bijeengebracht collectief vermogen. De fiscale eenheid verricht haar beheersactiviteiten aan individuele cliënten op basis van hun individuele beleggersprofiel. Verder treft het beroep op het Europese Baštová-arrest voor wat betreft de performance fee geen doel. De rechtbank oordeelt dat de performance fee de vergoeding vormt voor de door de fiscale eenheid verrichte prestaties aan haar cliënten.

Feiten
Fiscale Eenheid X B.V. c.s. (hierna: X) is vermogensbeheerder. Aan haar is door de Autoriteit Financiële Markten een vergunning verleend om als individuele vermogensbeheerder op te treden en individuele beleggingsdiensten te verlenen. X brengt aan haar cliënten voor haar diensten met betrekking tot de vermogensbeheerdiensten een vaste vergoeding (de management fee) in rekening van 0,45% van de waarde van het vermogen van de cliënt aan het einde van het kwartaal. Daarnaast berekent zij een resultaatsafhankelijke vergoeding (performance fee) van 12% van de waarde toename van het vermogen van de cliënt over een half jaar. Over de fees heeft X btw voldaan. Over de maand oktober 2012 heeft X geen btw voldaan over de fees. De inspecteur heeft een naheffingsaanslag opgelegd.

Geschil
In geschil is of X met betrekking tot de vermogensbeheerdiensten btw is verschuldigd.
X stelt zich op het standpunt dat op de management fee de btw-vrijstelling voor collectief vermogensbeheer van toepassing is. Voor de performance fee is zij van mening dat deze buiten de heffing moet blijven, omdat het geen vergoeding is in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968. X beroept zich daarbij op het Europese Baštová-arrest.

Rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank heeft X niet aannemelijk gemaakt dat zij dezelfde kenmerken vertoont als een instelling voor collectieve belegging (hierna: icbe) en dus in zoverre dezelfde handelingen verricht. Zij heeft eveneens niet aannemelijk gemaakt dat zij op zijn minst zodanig vergelijkbaar is met icbe’s dat ze met dergelijke instellingen concurreert. 
Volgens de rechtbank is het essentiële criterium waaraan moet zijn voldaan om van een gemeenschappelijk beleggingsfonds te kunnen spreken dat de activa van verschillende begunstigden worden samengevoegd, waardoor het risico van deze begunstigden kan worden gespreid over een aantal effecten. De rechtbank stelt vast dat geen sprake is van door de cliënten van X bijeengebracht vermogen dat op dergelijke wijze is samengevoegd. X verricht haar beheersactiviteiten ten behoeve van individuele cliënten op basis van hun individuele beleggersprofiel, aldus de rechtbank. De btw-vrijstelling voor collectief vermogensbeheer is niet van toepassing.

De rechtbank verwerpt het beroep op het Baštová-arrest, omdat X daadwerkelijk performance fees heeft ontvangen op basis van de overeenkomsten die zij heeft gesloten met haar cliënten en waarbij volgens die overeenkomsten de performance fee de vergoeding vormt voor de prestaties van X.

Publicatiedatum: 25 juli 2017


Deel dit nieuwsbericht