Verpleegkundige die via AWBZ-erkende thuiszorginstellingen werkte, was geen ondernemer

Verpleegkundige die via AWBZ-erkende thuiszorginstellingen werkte, was geen ondernemer

Op 18 maart 2014 is een uitspraak van Rechtbank Gelderland gepubliceerd over een verpleegkundige die werkzaamheden verrichtte in de thuiszorg via AWBZ-erkende thuiszorginstellingen en incidenteel rechtstreeks voor een cliënt. In geschil was de vraag of sprake was van winst uit onderneming. Zo nee, dan was niet in geschil dat de werkzaamheden dienen te worden gekwalificeerd als resultaat uit overige werkzaamheden.

Bij de beoordeling of sprake is van ondernemerschap dient onder andere te worden gekeken naar de duurzaamheid en de omvang van de werkzaamheden, de grootte van de opbrengst, de winstverwachting, het lopen van (ondernemers)risico, het streven naar continuïteit, de beschikbare tijd, de bekendheid die naar buiten aan de werkzaamheden wordt gegeven, het aantal opdrachtgevers en het spraakgebruik. Tussen partijen was met name in geschil of de verpleegkundige ten aanzien van de werkzaamheden voldoende zelfstandigheid heeft en zij (ondernemers)risico’s loopt.

De rechtbank lijkt bij haar conclusie dat geen sprake is van winst uit onderneming met name waarde te hechten aan of (debiteuren)risico wordt gelopen en of de werkzaamheden voor eigen rekening en risico worden verricht. Hierbij blijkt belangrijk dat bij zorg in natura – in tegenstelling tot zorgvragers met een eigen pgb-budget en zorgvragers die particuliere zorg inhuren – geen debiteurenrisico wordt loopt. Bij zorg in natura wordt de factuur voor de gewerkte uren niet betaald door de zorgvrager, maar wordt vergoed uit het AWBZ-budget.

Een beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel wordt niet gehonoreerd nu niet is gebleken dat een mogelijk ongelijke behandeling is voortgekomen uit een bewust beleid van de Belastingdienst of een begunstigend oogmerk, noch dat dat de meerderheidsregel is geschonden. Bij een gestelde schending van de meerderheidsregel rust op de belastingplichtige de last ten minste twee gevallen aan te wijzen die feitelijk en rechtens vergelijkbaar zijn met dat van hem. In de zaak had waren de gegevens die de verpleegkundige had overgelegd onvoldoende om te kunnen concluderen dat sprake is van gelijke gevallen.

Een beroep op het vertrouwensbeginsel doordat in latere jaren wel een VAR winst uit onderneming was afgegeven werd ook verworpen. De relevante feiten en/of omstandigheden kunnen van jaar tot jaar wisselen, waardoor een beoordeling van de kwalificatie van de inkomsten per jaar dient plaats te vinden.

Publicatiedatum: 19 maart 2014


Deel dit nieuwsbericht