Versoepeling van de RVU-heffing komt er niet

Versoepeling van de RVU-heffing komt er niet

Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft op 30 april 2015 mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer geïnformeerd over de beantwoording van vragen van Kamerleden over de heffing die werkgevers verschuldigd zijn als zij werknemers vervroegd laten uittreden.

 

In de Kamerbrief wordt gesteld dat de Belastingdienst het beleid bij de beoordeling of sprake is van een Regeling voor vervroegde uittreding (RVU) niet heeft aangescherpt. De staatssecretaris refereert in de antwoorden op de Kamervragen van Bashir als Heerma en Omtzigt aan het beleidsbesluit van 18 december 2013, Staatscourant 2013, nr. 35582, waarin is goedgekeurd dat bij een vrijwillige vertrekregeling achteraf mag worden getoetst of sprake is van een RVU en dat daarbij de resultaten van de gedwongen ontslagronde mogen worden meegeteld. Om de werkgever niet af te rekenen op een geringe overschrijding van het aantal oudere werknemers dat hij op grond van het afspiegelingsbeginsel zou mogen ontslaan, is daarbij een doelmatigheidsmarge van 10% toegestaan.

 

De staatssecretaris merkt op dat het kabinetsbeleid zich richt op het ontmoedigen van eerder stoppen met werken en het aanmoedigen om mensen van werk naar werk te begeleiden. Het kabinet vindt het in dit verband niet wenselijk de RVU-heffing te versoepelen. Hierbij is ook van belang dat de RVU-heffing waarneembaar succesvol zou zijn gebleken. Vanaf de invoering van de maatregel in 2006 is de gemiddelde uittreedleeftijd gestegen van 61 jaar naar bijna 64 jaar. Versoepeling van de maatregel zou deze trend naar verwachting weer ombuigen. Daarbij komt dat een versoepeling de regeling praktisch onuitvoerbaar maakt, omdat het subjectieve criterium ‘die ten doel hebben gedwongen ontslagen tegen te gaan’ niet te controleren is voor de Belastingdienst. De kracht van de huidige regeling is dat op basis van objectieve criteria wordt getoetst of de RVU-heffing achterwege kan blijven bij een reorganisatie.

 

Het is maar de vraag of de opmerking dat de beoordeling of sprake is van RVU-regeling louter op basis van objectieve criteria dient plaats te vinden, juist is. Onlangs heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant bijvoorbeeld geoordeeld dat de intentie van de werkgever wel degelijk belangrijk is.

Publicatiedatum: 04 mei 2015


Deel dit nieuwsbericht