Vervoer van goederen naar een andere lidstaat niet aangetoond: geen toepassing van btw-nultarief

Vervoer van goederen naar een andere lidstaat niet aangetoond: geen toepassing van btw-nultarief

Op 3 mei 2017 is een uitspraak van Gerechtshof Amsterdam (hierna: gerechtshof) gepubliceerd waaruit volgt dat toepassing van het nultarief bij intracommunautaire leveringen niet is toegestaan, als niet kan worden aangetoond dat de goederen daadwerkelijk zijn vervoerd naar een andere lidstaat.

Belang voor de praktijk
Uit onderhavige uitspraak volgt dat toepassing van het nultarief bij afhaaltransacties gevaarlijk blijft. Een btw-ondernemer die aanspraak maakt op toepassing van het nultarief dient aan de hand van boeken en bescheiden aan te kunnen tonen, dat de goederen daadwerkelijk Nederland hebben verlaten en zijn vervoerd naar een andere lidstaat. Bij een afhaaltransactie kan het nultarief worden toegepast als de btw-ondernemer heeft geleverd aan een vaste afnemer en onder meer beschikt over een door die vaste afnemer afgegeven afhaalverklaring. Indien niet aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan, dient voor de levering Nederlandse btw in rekening te worden gebracht.

Feiten
X B.V. (hierna: X) heeft in 2013 gebruikte automaterialen, gebruikt gereedschap en elektra materiaal verkocht aan het Belgische Y BVBA. De onderdelen zijn door Y BVBA afgehaald in IJmuiden. X heeft het nultarief voor een intracommunautaire levering (hierna: icl) toegepast. X heeft deze levering niet verantwoord in haar btw-aangifte, noch heeft zij deze opgenomen in de opgaaf intracommunautaire prestaties.
Na een, op verzoek van de Belgische fiscus, uitgevoerd boekenonderzoek, volgt uit het controlerapport dat de inspecteur heeft geconstateerd dat sprake is van een afhaaltransactie. In de administratie van X ontbrak een afhaalverklaring, een uittreksel van de Belgische Kamer van Koophandel inzake de zakelijke status van de BVBA en correspondentie waaruit zou kunnen blijken dat er regelmatig contact zou zijn geweest. Wel was aanwezig een factuur van X aan de BVBA, een bankafschrift waaruit de betaling van de BVBA aan X blijkt en een btw identiteitscheck van het btw-nummer van de BVBA. Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de inspecteur een btw-naheffingsaanslag en een vergrijpboete van 25% opgelegd aan X. De inspecteur stelt zich daarbij op het standpunt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat de goederen daadwerkelijk Nederland hebben verlaten. De wel aanwezige bescheiden zijn onvoldoende om het nultarief te mogen toepassen.

Oordeel gerechtshof
Naar het oordeel van het gerechtshof heeft X niet aannemelijk gemaakt dat de goederen in verband met de levering zijn vervoerd naar België. De door X uitgereikte factuur met vermelding van het Belgische btw-nummer van de BVBA, noch het bankafschrift waaruit blijkt X een betaling vanuit België heeft ontvangen, vormen daarvoor voldoende bewijs. Deze bescheiden geven namelijk geen uitsluitsel over de vervoersbeweging van de goederen.
Het gerechtshof verwerpt het beroep van X op het besluit van de staatssecretaris van Financiën inzake afhaaltransacties. Naar het oordeel van het gerechtshof is namelijk niet voldaan aan de voorwaarden die in het besluit worden gesteld. Er is niet aan een vaste afnemer geleverd. Bovendien beschikt X niet over een afhaalverklaring. Het nultarief is ten onrechte toegepast.

De vergrijpboete van 25% acht het gerechtshof passend en geboden. Aannemelijk is dat X, waarvan de directeur een fiscaal deskundige is, zich er van bewust was dan wel moet zijn geweest dat zij op de vervoersbeweging na de afgifte van de goederen in IJmuiden geen zicht noch invloed had. In die omstandigheden had X naar het oordeel van het gerechtshof moeten uitgaan van een binnenlandse (belaste) levering. Door toch uit te gaan van een icl met toepassing van het nultarief kan haar grove schuld worden verweten die de vergrijpboete van 25% rechtvaardigt.

Publicatiedatum: 26 mei 2017


Deel dit nieuwsbericht