Verwijzing voor teruggevraagde btw wegens niet betaalde vergoeding

Verwijzing voor teruggevraagde btw wegens niet betaalde vergoeding

Op 29 mei 2015 heeft de Hoge Raad arrest gewezen inzake de terugvordering van aan de Belastingdienst betaalde btw, omdat de afnemer de vergoeding deels niet heeft betaald en niet zal betalen.

Er wordt door de Belastingdienst op verzoek teruggaaf verleend van btw ter zake van leveringen en diensten, voor zover de vergoeding niet is en niet zal worden ontvangen (artikel 29-1-a Wet OB). Dit is niet anders als is overeengekomen dat de vergoeding achteraf – dat wil zeggen na het verrichten van de levering of van de dienst – (al dan niet in termijnen) wordt betaald.

Een situatie bedoeld in artikel 29-1-a Wet OB doet zich onder meer voor indien de ondernemer jegens zijn afnemer te kennen geeft dat hij afziet van het vorderen van de niet-betaalde vergoeding of het niet-betaalde gedeelte daarvan. Het is niet is noodzakelijk dat de overeenkomst op grond waarvan de vergoeding moet worden betaald, is ontbonden of beëindigd en evenmin dat de ondernemer achteraf een prijsvermindering heeft verleend. Het is aan de ondernemer aannemelijk te maken dat de desbetreffende vergoeding geheel of gedeeltelijk niet is en niet zal worden ontvangen.

De Hoge Raad verwijst de zaak om Hof ’s-Hertogenbosch te laten onderzoeken of belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de in geding zijnde betalingstermijnen niet meer zou ontvangen. Daarvoor is niet voldoende dat belanghebbende onder uitreiking van de creditfactuur met begeleidende brief aan de vennootschap, die de vergoeding deels niet heeft betaald, heeft laten weten, dat zij afziet van het vorderen van de litigieuze betalingstermijnen, indien belanghebbende tot het afzien daarvan enkel bereid was als ook de overeenkomst daarmee was beëindigd.

Er wordt niet alleen op verzoek teruggaaf verleend van btw ter zake van leveringen en diensten voor zover de vergoeding niet is en niet zal worden ontvangen, maar ook als de vergoeding wordt terugbetaald omdat een vermindering van de vergoeding is verleend of omdat de goederen in ongebruikte staat zijn teruggenomen (artikel 29-1-b Wet OB). Uit het arrest volgt dat dit artikel niet van toepassing is, als de vergoeding (nog) niet aan de ondernemer is betaald.

Belang voor de praktijk

Het arrest maakt duidelijk dat ondernemers die aan de Belastingdienst betaalde btw willen terugontvangen, aannemelijk moeten maken dat de vergoeding geheel of gedeeltelijk niet is en niet zal worden ontvangen. Tevens is des te meer duidelijk dat aan de Belastingdienst betaalde btw alleen op verzoek wordt teruggegeven in geval een vermindering van de vergoeding is verleend of omdat de goederen in ongebruikte staat zijn teruggenomen, als de afnemer de vergoeding aan de prestatieverrichter heeft betaald.

Publicatiedatum: 01 juni 2015


Deel dit nieuwsbericht