Verwijzing: Voortzetting onderneming?

Verwijzing: Voortzetting onderneming?

Op 13 maart 2015 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen inzake de overgang van een algemeenheid van goederen.

Feiten

Belanghebbende handelt in nieuwe en gebruikte caravans, en verricht reparaties aan caravans. Op 3 november 2006 heeft de leverancier van caravans, H B.V. (hierna: H), met een beroep op een eigendomsvoorbehoud de bij de handelaar in nieuwe en gebruikte caravans, A B.V. (hierna: A), in voorraad zijnde nieuwe caravans teruggenomen. Voorts heeft A in opdracht van H alle gebruikte caravans verkocht, de laatste 30 op 26 januari 2007. Bij overeenkomst van 31 januari 2007 zijn belanghebbende en A overeengekomen dat A aan belanghebbende “het gehele (resterende) caravanbedrijf” tegen vergoeding overdraagt.

Ten aanzien van A heeft de inspecteur bij beschikking voor het jaar 2007 een negatief jaarsaldo vastgesteld. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat aan haar bij de overeenkomst een algemeenheid van goederen is overgedragen. Naar haar mening kon zij daarom het negatieve jaarsaldo van A verrekenen met haar eigen jaarsaldo van het jaar 2007. Zij heeft de inspecteur bij haar aangifte over het eerste tijdvak van 2008 verzocht om ten aanzien van haar een negatief jaarsaldo voor het jaar 2007 vast te stellen waarbij met het vorenstaande rekening zou worden gehouden. Dat laatste betekende volgens belanghebbende dat haar een teruggaaf van € 26.900 toekwam. De inspecteur heeft het verzoek om teruggaaf afgewezen omdat volgens hem geen sprake is geweest van een overgang van een algemeenheid van goederen.

Hof

Naar het oordeel van hof waren de economische activiteiten van A op 31 januari 2007 niet beëindigd. Belanghebbende heeft aannemelijk gemaakt dat zij de ondernemingsactiviteiten van A per 31 januari 2007 heeft voortgezet en daarmee is een overgang van een algemeenheid van goederen verricht. Dit brengt naar het oordeel van het hof mee dat belanghebbende recht op teruggaaf heeft van het vermelde btw-bedrag.

Hoge Raad

Voor zover het cassatiemiddel is gericht tegen het oordeel van het hof dat de economische activiteiten van A op 31 januari 2007 nog niet waren beëindigd, faalt het middel. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.

Het oordeel van het hof dat de economische activiteiten van A ten tijde van het sluiten van de overeenkomst nog niet waren beëindigd, brengt niet zonder meer de conclusie met zich dat de overeenkomst leidde tot de overgang van een algemeenheid van goederen. Uitgaande van hetgeen in hoger beroep in geschil was, had het hof aan de hand van Europese jurisprudentie moeten beoordelen of de in de overeenkomst vermelde lichamelijke en onlichamelijke zaken tezamen een handelszaak of een autonoom bedrijfsonderdeel vormden. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof ’s-Hertogenbosch om dit alsnog te beoordelen.

Slot

Indien met hetgeen wordt overgedragen een autonome economische activiteit kan worden voortgezet, lijkt sprake van de overgang van een algemeenheid van goederen. Uit het arrest van de Hoge Raad volgt dat aan de hand van de omstandigheden van het geval moet worden beoordeeld of zich een dergelijke overgang voordoet.

Publicatiedatum: 15 maart 2015


Deel dit nieuwsbericht