Verzoek om teruggaaf van btw op zonnepanelen terecht niet-ontvankelijk verklaard

Verzoek om teruggaaf van btw op zonnepanelen terecht niet-ontvankelijk verklaard

Op 26 november 2015 is een uitspraak gepubliceerd waarin Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het verzoek om teruggaaf van btw terecht niet-ontvankelijk is verklaard. X heeft de btw niet teruggevraagd binnen drie maanden na afloop van het kwartaal waarin de investering is gedaan.

Belang voor de praktijk
In deze zaak ging het om de aftrek van voorbelasting op zonnepanelen. Uit deze uitspraak volgt dat het belangrijk is om het verzoek om teruggaaf tijdig in te dienen, omdat het verzoek om teruggaaf anders niet-ontvankelijk wordt verklaard door de rechter.  

Feiten
X heeft zonnepanelen laten installeren op zijn woning. Hiervoor is hem een factuur gestuurd met factuurdatum 27 maart 2013 voor een bedrag van € 10.010,63 inclusief € 1.883,23 aan btw. Volgens opgave van de Nederlandse Energie Maatschappij heeft X vanaf 2 juli 2013 stroom aan het elektriciteitsnet geleverd. Naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie heeft X zich op 27 juni 2013 bij de Belastingdienst aangemeld als btw-ondernemer en heeft hij verzocht om toekenning van een btw-nummer. Daarbij heeft hij tevens verzocht het aangiftetijdvak te stellen op één jaar. Op 7 oktober 2013 is door de inspecteur meegedeeld dat X als ondernemer is geregistreerd. Het aangiftetijdvak is gesteld op een kwartaal. Er is een aangiftebiljet uitgereikt voor het tijdvak 27 juni t/m 30 september 2013. Op 15 oktober 2013 heeft X het aangiftebiljet ingevuld. Daarin heeft hij aangegeven dat € 64 btw is verschuldigd over de omzet en heeft hij de voorbelasting ad € 1.884 teruggevraagd. Het verzoek om teruggaaf is door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard. In geschil is of het verzoek om teruggaaf terecht niet-ontvankelijk is verklaard.      

Rechtbank
De rechtbank oordeelt dat het verzoek om teruggaaf terecht niet-ontvankelijk is verklaard. X heeft de btw niet teruggevraagd binnen drie maanden na afloop van het kwartaal waarin de investering is gedaan. X kon de teruggaaf vragen tot en met 30 juni 2013. De brief van X van 27 juni 2013 kan niet worden aangemerkt als een (tijdig maar onvolledig) verzoek om teruggaaf van btw voor het eerste kwartaal van 2013. In de brief wordt namelijk niet gesteld dat het verzoek ook betrekking heeft op het eerste kwartaal van 2013. Er wordt in de brief eveneens niet gerept over een teruggaaf van btw.  

Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie mogen lidstaten formele eisen stellen aan de aftrek van voorbelasting, mits daardoor het evenredigheidsbeginsel niet wordt geschonden: zij mogen de uitoefening van het recht op aftrek in de praktijk niet onmogelijk of overdreven moeilijk maken. Naar het oordeel van de rechtbank is de termijn van drie maanden niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel.

Publicatiedatum: 12 januari 2016


Deel dit nieuwsbericht