Voetbalclub is 75% eindheffing verschuldigd over deel transfersom dat wordt betaald aan voetballer

Voetbalclub is 75% eindheffing verschuldigd over deel transfersom dat wordt betaald aan voetballer

Wanneer een werknemer met een hoge beloning een excessieve vertrekvergoeding ontvangt, dan is de werkgever over deze vertrekvergoeding voor zover die meer bedraagt dan het toetsloon een pseudo-eindheffing (d.w.z. naast de loonheffing die moet worden ingehouden op de vertrekvergoeding) verschuldigd van 75%. Het toetsloon bedraagt voor 2018 € 544.000. Daarbij wordt in principe gekeken naar het loon dat de werknemer twee jaar voor het einde van de dienstbetrekking ontving, inclusief eventuele bonussen en dergelijke.

Over de verschuldigdheid van de eindheffing over excessieve vertrekvergoedingen zijn verschillende uitspraken gewezen. Met name ging het om voetballers die recht hadden op een deel van de transfersom die de voetbalclub voor hen ontving.

De pseudo-eindheffing van 75% betekent in feite dat de totale belastingdruk over dat gedeelte van het loon 127% bedraagt. Deze belastingdruk wordt wel door twee verschillende partijen gedragen waardoor juridisch bezien geen sprake is van dubbele heffing, maar economisch gezien wel.

Rechtbank Noord-Holland heeft op 24 april 2017 geoordeeld dat de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding op transfersommen betaald in het betaald voetbal, niet strijdig is met doel en strekking van de Wet op de loonbelasting 1964 en evenmin met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (‘EP’) noch met de artikelen 26 IVBPR en 14 EVRM. Deze uitspraak lijkt in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 20 juni 2014.

Rechtbank Den Haag oordeelde daarentegen op 30 maart 2017 in een soortgelijke casus dat de eindheffing over excessieve vertrekvergoeding wel in strijd is met artikel 1 EP. Rechtbank Den Haag meent dat de sportwereld niet tot de doelgroep van deze pseudo-eindheffingsregeling behoort. Op 19 december 2017 is uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen deze uitspraak van Rechtbank Den Haag.

Gerechtshof Den Haag erkent dat het systeem van de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding als willekeurig en daardoor onrechtvaardig kan worden ervaren, maar anders dan de rechtbank, ziet het hof geen ruimte voor het oordeel dat de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding niet voldoet aan het proportionaliteitsbeginsel en daarom in strijd zou zijn met artikel 1 EP. Blijkens de jurisprudentie van het EHRM komt de wetgever immers een ‘exceptionally wide margin of appreciation’ toe bij zowel de beoordeling van wat in het algemeen belang is als bij de keuze van de middelen om dit belang te bereiken. De rechter zal de gemaakte afweging moeten respecteren, tenzij deze elke redelijke grond ontbeert. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat voor rechterlijk ingrijpen geen plaats is en dat het aan de wetgever is om eventueel een andere keuze te maken met betrekking tot (de vormgeving van) deze heffing. Kortom, de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding die is opgelegd aan de voetbalclub is niet in strijd met artikel 1 EP. De voetbalclub heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een disproportionele last op individueel niveau.

Publicatiedatum: 07 januari 2018


Deel dit nieuwsbericht