Voetballer in dienstbetrekking bij amateurvereniging, ook als stichting zorgdraagt voor betalingen

Voetballer in dienstbetrekking bij amateurvereniging, ook als stichting zorgdraagt voor betalingen

Op 7 juli 2015 heeft Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen een uitspraak van Rechtbank Den Haag waarin de arbeidsrelatie van een voetballer met een amateurvereniging als een dienstbetrekking werd aangemerkt.

 

In zijn overwegingen merkt het hof op dat bij de toetsing of een rechtsverhouding beantwoordt aan de criteria voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst acht moet worden geslagen op alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien. Daarbij dienen niet alleen de rechten en verplichtingen in aanmerking te worden genomen die partijen bij het aangaan van de rechtsverhouding voor ogen stonden, maar dient ook acht te worden geslagen op de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan hun rechtsverhouding en aldus daaraan inhoud hebben gegeven. Voorts is niet één enkel kenmerk beslissend, maar moeten de verschillende rechtsgevolgen die partijen aan hun verhouding hebben verbonden in hun onderling verband worden bezien.

 

Uit de feiten volgt volgens het hof dat de speler zich jegens de voetbalvereniging heeft verbonden om gedurende een zekere tijd werkzaamheden te verrichten en dat de voetbalvereniging zich jegens de speler heeft verbonden daarvoor een vergoeding te betalen. Uit o.a. het huishoudelijk reglement en de gedragsregels leidt het hof af dat de speler gehouden was de aanwijzingen en instructies van zijn trainers op te volgen. Ook was hij verplicht deel te nemen aan de trainingen. Hieruit leidt het hof af dat er tussen de voetbalvereniging en de speler een gezagsverhouding bestond.

 

De conclusie van het hof is dat de arbeidsrelatie als een dienstbetrekking kwalificeert. Aan het bestaan van een dienstbetrekking staat daarbij niet in de weg dat een stichting zorg droeg voor het personeelsbeheer van de vereniging, waaronder de loonbetalingen aan de selectiespelers.

 

Het geschil ging daarnaast over of de voetballer de brandstofkosten voor de aan hem ter beschikking gestelde auto in mindering kan brengen op de bijtelling voor privégebruik auto. De voetballer betaalde een eigen bijdrage voor het privégebruik van de auto die in mindering werd gebracht op de bijtelling, maar wilde ook de brandstofkosten in aftrek brengen op de bijtelling. Hiervan heeft de rechtbank geoordeeld dat deze brandstofkosten niet aftrekbaar zijn van de bijtelling, omdat de aftrek niet van toepassing is op aan derden betaalde kosten.

Publicatiedatum: 09 juli 2015


Deel dit nieuwsbericht