Voor toepassing 30%-regeling is gezamenlijk verzoek vereist

Voor toepassing 30%-regeling is gezamenlijk verzoek vereist

Ingevolge artikel 31a, tweede lid, onder e, van de Wet op de loonbelasting 1964 kunnen extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking (de zgn. extraterritoriale kosten) als gerichte vrijstelling in de zin van de werkkosten worden aangewezen. Voor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen groepen werknemers die door een inhoudingsplichtige van buiten Nederland in dienstbetrekking worden genomen of buiten Nederland worden uitgezonden, geldt dat vergoedingen van kosten en verstrekkingen van verblijf buiten het land van herkomst – voor van buiten Nederland in dienstbetrekking genomen werknemers gedurende ten hoogste acht jaar – ten minste worden beschouwd als vergoeding voor extraterritoriale kosten tot ten hoogste 30% van het daarbij aan te wijzen gedeelte van het loon, alsmede tot het bedrag van de daarbij aan te wijzen schoolgelden.

 

Voor toepassing van deze 30%-regeling gelden nadere voorwaarden. Deze voorwaarden zijn opgenomen in hoofdstuk 4a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (Uitv. LB 1065). Uit artikel 10ea, eerste lid, van het Uitv. LB 1965 volgt dat een van de voorwaarden om voor de 30%-regeling in aanmerking te komen is dat hierom door de werknemer en de inhoudingsplichtige gezamenlijk wordt verzocht. Tot deze conclusie komt ook Rechtbank Zeeland-West-Brabant in een op 3 juni 2015 gepubliceerde uitspraak over het verzoek van een werknemer afkomstig uit Mexico om toepassing van de 30%-regeling.

Publicatiedatum: 10 juni 2015


Deel dit nieuwsbericht